Bedieningsinstructies
TIPS VOOR DE BEDIENING
1.
Maai als het gras droog is—Maai laat in de
ochtend om de dauw—waardoor het gras aan
elkaar gaat plakken—te vermijden, of maai laat in
de namiddag om te voorkomen dat het gevoelige
pas gemaaide gras schade ondervindt van het
directe zonlicht.
2.
Selecteer de juiste maaihoogte-instelling aan de
hand van de condities—Verwijder 2,5 cm of niet
1
meer dan
⁄
van de lengte van het gras tijdens het
3
maaien. In erg hoog gras of gras waarbij de sprieten
dicht op elkaar staan moet u misschien uw
maaihoogte-instelling één stand hoger zetten.
3.
Maai met de juiste tussenpozen—Onder normale
omstandigheden moet u meestal om de 4 à 5 dagen
maaien. U moet er echter rekening mee houden dat
gras op verschillende tijden op verschillende
snelheden groeit. Om dezelfde maaihoogte te
handhaven, hetgeen een goede zaak is, moet u in
het vroege voorjaar vaker maaien; omdat het gras
midden in de zomer minder hard groeit, moet u dan
om de 8 à 10 dagen maaien. Indien u voor langere
tijd niet in staat bent te maaien vanwege
weersomstandigheden of vanwege andere redenen,
dan moet u eerst maaien met de maaihoogte
ingesteld op een hoge stand; daarna 2-3 dagen later
nogmaals maaien met een lagere maaihoogte-
instelling.
4.
Maai altijd met scherpe messen—Een scherp mes
maait netjes en zonder de grassprieten te
verscheuren of te splijten waardoor ze er dood uit
gaan zien. Door de grassprieten te verscheuren of te
splijten worden de uiteinden van de sprieten bruin,
wordt de groei gehinderd en het is gras
kwetsbaarder voor ziekten.
LET OP: Dit produkt kan geluidsniveaus van 85
dB(A) bij het oor van de bestuurder overtreffen.
Indien u voor langere tijd blootgesteld wordt
aan dit geluid wordt geadviseerd
gehoorbescherming te dragen, om de kans op
permanente gehoorbeschadiging te verkleinen.
5.
Stoppen—Indien de voortbeweging vooruit
gestopt moet worden tijdens het maaien, kan er een
kluitje afgemaaid gras op het gazon achtergelaten
worden. Om te stoppen tijdens het maaien, gaat u
als volgt te werk:
12
A. als de maaier ingeschakeld is, gaat u naar een
plek die reeds gemaaid is;
B. schakel over naar de neutraalstand, zet de
gashendel in de SLOW/LANGZAAM-positie
en draai het contactslot naar de OFF/AF-
positie.
6.
Na het maaien—Voor de beste resultaten moet u
de onderkant van de maaierbehuizing, vooral
rondom de inlaten, goed reinigen elke keer nadat u
de maaier gebruikt hebt. Als er zich resten
opgehoopt worden in de maaierbehuizing, en op de
inlaten, zal het maairesultaat verslechteren.
7.
Stelhoek—Toro adviseert een stelhoek van
6,4 mm. Een stelhoek groter dan 6,4 mm houdt in
dat er minder vermogen nodig is, het afgemaaide
gras groter is en dat de maaikwaliteit slechter
wordt. Een stelhoek kleiner dan 6,4mm houdt in
dat er meer vermogen nodig is, het afgemaaide gras
kleiner is en de maaikwaliteit verbeterd wordt.