Alle werkzaamheden die de elektrische aansluiting betreffen,
mogen alleen door een erkend elektricien worden uitgevoerd.
– De elektrische installatie moet volgens de daarvoor geldende nor-
men (zoals NEN 1010) zijn geïnstalleerd.
– Het apparaat moet worden aangesloten op een contactdoos vol-
gens de daarvoor geldende nationale voorschriften. De contact-
doos dient ook na de installatie van het apparaat toegankelijk te
zijn. Zo kan bij reparaties en onderhoudswerkzaamheden eenvou-
dig een elektrische veiligheidscontrole worden uitgevoerd.
– Bij een vaste aansluiting dient een hoofdschakelaar te worden ge-
plaatst, waarmee het apparaat met alle polen van het net kan wor-
den losgekoppeld. Deze hoofdschakelaar moet geschikt zijn voor
het apparaat, dient een contactopening te hebben van ten minste
3 mm en moet in de nulstand vergrendelbaar zijn.
– Het apparaat moet worden geaard.
– Voor de technische gegevens zie het typeplaatje of het bijgevoegde
schakelschema.
– De elektrische installatie waarop het apparaat wordt aangesloten,
moet zijn voorzien van een aardlekschakelaar (30 mA, volgens de
betreffende EU-richtlijnen).
– De draairichting van de aandrijving is afhankelijk van de elektrische
aansluiting van het apparaat. Sluit het apparaat daarom met de
juiste fase aan (het draaiveld moet rechtsom zijn).
Voor nadere informatie over de elektrische aansluiting zie de bijge-
leverde installatietekening.
Deze automaat mag uitsluitend worden gebruikt met de spanning,
frequentie en zekering die op het typeplaatje staan aangegeven.
Het typeplaatje met de keurmerken bevindt zich op het afdekplaatje
achter het inspectiepaneel aan de onreine kant.
Het schakelschema wordt bij het apparaat geleverd.
Elektrische aansluiting
61