4.
Modellen met een stuurknuppel en handmatige of elektrische startfunctie hebben een informatiesticker
op de stuurknuppel die aangeeft welke procedure voor het starten van de motor moet worden gevolgd.
Procedure voor inlopen van de motor
BELANGRIJK: Als de inloopprocedures voor de motor niet in acht worden genomen, kan de motor slechter
presteren gedurende zijn gehele levensduur en kan er motorschade ontstaan. Volg altijd de
inloopprocedures.
1.
Laat tijdens het eerste bedrijfsuur de motor met gevarieerde gasklepinstellingen draaien tot 3500 omw/
min, ongeveer de helft van volgas.
2.
Laat de motor tijdens het tweede bedrijfsuur met gevarieerde gasklepinstellingen draaien tot 4500
omw/min, driekwart van volgas, en laat de motor tijdens dit uur ook om de tien minuten gedurende één
minuut met volgas draaien.
3.
Gedurende de volgende acht bedrijfsuren dient u niet langer dan vijf minuten achter elkaar met vol gas
te draaien.
Motor starten - Modellen met afstandsbediening
Lees voordat u de motor start de Controlelijst vóór het starten, de Instructies vóór het starten en de Procedure
voor het inlopen van de motor in het hoofdstuk Bediening.
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen
ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
NB: Als de brandstoftank van de buitenboordmotor helemaal leeg is geweest of als de motor lang in opslag is
geweest, slaat de motor pas na herhaalde startpogingen aan omdat het brandstofsysteem ontlucht moet
worden.
1.
Open de ontluchtingsschroef van de brandstoftank (in de vuldop) op brandstoftanks met handbediende
ontluchting.
nld
BEDIENING
Sticker met startinformatie op stuurknuppel
KENNISGEVING
19748
47
52383