FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
4.
Pak de handgreep aan de motorkap beet en klap de buitenboordmotor volledig omhoog tot hij wordt
vergrendeld.
BUITENBOORDMOTOR NAAR BEDRIJFSSTAND LATEN ZAKKEN
Zet de opklaphendel in de vrijstand. Breng de buitenboordmotor iets omhoog, zodat hij uit de
vergrendelingsstand komt, en laat hem dan voorzichtig zakken.
GEBRUIK IN ONDIEP WATER
Met de ondiepwaterstand op de buitenboordmotor kunt u de buitenboordmotor in een hogere opklaphoek
zetten om te voorkomen dat hij de bodem raakt.
BELANGRIJK: Verlaag eerst het motortoerental tot stationair en schakel de motor in de vooruitversnelling
voordat u de buitenboordmotor naar de ondiepwaterstand klapt.
BELANGRIJK: In de ondiepwaterstand mag de buitenboordmotor niet in achteruit worden gebruikt. Laat de
buitenboordmotor met laag toerental draaien en houd de koelwaterinlaat onder water.
1.
Verlaag het motortoerental tot stationair.
2.
Schakel de buitenboordmotor in vooruit.
3.
Zet de opklaphendel in de opklapstand.
4.
Pak de greep aan de motorkap beet en klap de buitenboordmotor omhoog tot deze in de
ondiepwaterstand wordt vergrendeld.
5.
Om de buitenboordmotor uit de ondiepwaterstand te halen, zet u de opklaphendel in de vrijstand en tilt
de buitenboordmotor vervolgens iets omhoog, waarna u die voorzichtig laat zakken.
15924
15925
38
nld