Als laatste moet de PID-regeling worden geactiveerd en worden ingeregeld:
P1-12 = 3: De PID-regeling wordt geactiveerd.
P3-04 = 0 (standaard): De PID regeling is een normale PID regeling.
Start met de standaard waarden voor de P-versterking (P3-01) en de I-tijd (P3-02). Verander vervolgens deze waarden voor de beste
regeling.
Toevoegen van de slaap mode aan de PID-regeling
De pomp van bovenstaand pompsysteem pompt geen vloeistof meer wanneer de uitgestuurde frequentie van de frequentieregelaar
onder de 20 Hz komt. Het is daarom verstandig om de pomp uit te schakelen (slaap mode) wanneer de frequentie langer dan 1 minuut onder
de 20 Hz is. De pomp moet vervolgens weer wakker worden wanneer de gemeten druk met 10% is afgenomen. De volgende parameters
moeten hiervoor worden gewijzigd:
P3-14 = 20Hz: De slaap mode wordt geactiveerd wanneer de frequentie gedurende de tijd van P2-27 onder de 20 Hz komt.
P2-27 = 60s: De slaap mode wordt geactiveerd wanneer de frequentie gedurende 60s onder de frequentie van P3-14 komt.
P3-13 = 10%: De HVAC frequentieregelaar wordt wakker wanneer de gemeten druk 10% is gezakt t.o.v. de gewenste waarde.
8.4. Leidingvulfunctie met leidingbreukdetectie
Deze functie zorgt ervoor dat een pomp system op controleerde en veilige manier gevuld wordt. Tijdens het rustig vullen van de leidingen
worden lage druk fouten genegeerd totdat een interne timer is afgelopen. Wanneer de timer is afgelopen wordt de druk gecontroleerd en
wordt er een fout gegeven wanneer er niet een bepaalde druk is gehaald. Het rustig vullen van de leidingen voorkomt waterslag en voorkomt
beschadiging aan leidingen, fonteinen of sprinklers.
Werking:
De leidingvulfunctie met leidingbreukdetectie wordt met de volgende parameter ingesteld:
P3-16: Leidingbreuk detectietijd
P3-17: Drempelniveau leidingbreukdetectie
Deze parameters zijn toegankelijk wanneer P1-14=101.
De leidingvulfunctie met leidingbreukdetectie is alleen beschikbaar wanneer de PID-regeling is geactiveerd. De PID-regeling moet ingesteld
worden voordat de leidingvulfunctie wordt geactiveerd.
De leidingvulfunctie met leidingbreukdetectie wordt geactiveerd wanneer er een waarde groter dan nul wordt ingesteld bij parameter P3-16.
De HVAC frequentieregelaar, waarbij de PID-regeling is geactiveerd of wordt geactiveerd, zal bij elke start controleren of binnen de ingestelde
detectietijd (P3-16) de druk het drempelniveau van parameter P3-17 haalt. Wanneer het ingestelde niveau niet wordt gehaald (=leidingbreuk)
zal de frequentieregelaar de foutmelding "Pr-Lo" (Pressure Low) geven en stoppen met uitsturen.
Bij een normale PID-regeling (P3-04 = 0) moet de gemeten waarde na de detectietijd (P3-16) groter zijn dan de waarde van parameter P3-17.
Bij een geïnverteerde PID-regeling (P3-04 = 1) moet de gemeten waarde na de detectietijd (P3-16) kleiner of gelijk zijn aan de waarde van
parameter P3-17.
De foutmelding "Pr-Lo" geeft aan dat er een lekkage of een gesprongen leiding in het system zit. Na de detectie van parameter P3-16 zal de
HVAC frequentieregelaar de druk continu blijven monitoren. Wanneer de druk te laag wordt zal deze ook een "te lage druk" foutmelding
geven. Onderstaande afbeelding geeft weer hoe de leidingvulfunctie met leidingbreukdetectie werkt:
Optidrive HVAC gebruikershandleiding V2.00
Feedback
Level (%)
100
Normal Operation
(At a Given Set-Point)
Burst Pipe Threshold (3-17)
0
0
www.invertekdrives.com
Pump Prime Time (3-16)
System Check
Operation OK
System Check
Pipe Burst
Trip Low Pressure
Time
47