Let op: voorkeuzesnelheid 7 (P2-07) en voorkeuzesnelheid 8 (P2-08) worden ook gebruikt als boostsnelheden voor de PID-regeling.
Wanneer de PID-regeling is ingeschakeld kan er geen gebruik gemaakt worden van de gelijkstroominjectie.
Gecontroleerd stoppen moet worden geactiveerd (P1-05=0) en de acceleratie (P1-03) en deceleratie tijden (P1-04) moeten correct worden
ingesteld. Onderstaande afbeelding geeft weer hoe de gelijkstroominjectie bij start/stop werkt:
Gevaar: tijdens het injecteren van de gelijkstroom blijft er spanning staan op de motor. Wacht na het afschakelen van de
voedingsspanning altijd 10 minuten voordat er begonnen wordt met werkzaamheden aan de motor of frequentieregelaar.
Overzicht voor een snelle inbedrijfname van de gelijkstroominjectie bij start/stop
Stel de basisparameters P1-01 t/m P1-10 in.
Controleer of P1-05 op 0 is ingesteld (gecontroleerd stoppen en de acceleratie (P1-03) en deceleratie tijden (P1-04) moeten correct
worden ingesteld.
Zet parameter P1-14 op 201 om toegang te krijgen tot de uitgebreide parameters in parametermenu 6
Stel de voorkeuzesnelheden 7 en 8 (P2-07 & P2-08) in op 0 Hz.
Stel de tijdsduur voor het injecteren van de gelijkstroom bij start in bij parameter P6-11.
Stel de tijdsduur voor het injecteren van de gelijkstroom bij stop in bij parameter P6-12.
Stel het niveau van de gelijkspanning in bij parameter P6-18.
Controleer na het veranderen van bovenstaande parameters of de motorstroom en de motortemperatuur acceptabel zijn en niet
de buiten de specificaties van de motorleverancier zijn.
Werking van de gelijkstroominjectie bij een gewenste snelheid van 0 Hz.
Wanneer de gewenste snelheid 0Hz is gebruikt de HVAC frequentieregelaar de boost spanning om een stroom te veroorzaken in de
motorwindingen zodat de motor op temperatuur blijft. De "standby mode" van de frequentieregelaar moet uitgeschakeld worden om te
voorkomen dat de frequentieregelaar uitschakelt wanneer de gewenste snelheid een bepaalde tijd 0 Hz is.
Het niveau van de gelijkspanning (boost spanning) wordt ingesteld d.m.v. parameter P1-11. De geïnjecteerde stroom kan vervolgens worden
gecontroleerd d.m.v. het display (kort de middelste navigatieknop induwen om te schakelen tussen frequentie en motorstroom).
Let op: controleer van te voren altijd wat de maximaal toelaatbare stroom is wanneer de motor stilstaat. Het is misschien
noodzakelijk om contact op te nemen met de leverancier om de juiste gegevens te krijgen. Controleer ook na het veranderen van
de parameters voor gelijkstroominjectie of de stroomwaarden acceptabel zijn.
Door parameter P2-27 op nul te zetten wordt de "standby mode" uitgeschakeld. Gecontroleerd stoppen moet ook worden geactiveerd (P1-
05=0) en de acceleratie (P1-03) en deceleratie tijden (P1-04) moeten correct worden ingesteld.
Het is ook mogelijk het injecteren van gelijkstroom te koppelen aan een digitale ingang. Koppel een digitale ingang (m.b.v. parameter P1-13)
aan de selectie van voorkeuzesnelheid 1 (P2-01). Geef de voorkeuzesnelheid 1(P2-01) de waarde 0 Hz om gelijkstroom te injecteren wanneer
de digitale ingang hoog wordt.
Overzicht voor een snelle inbedrijfname van de gelijkstroominjectie bij een gewenste snelheid van 0 Hz.
Stel de basisparameters P1-01 t/m P1-10 in.
Controleer of P1-05 op 0 is ingesteld (gecontroleerd stoppen) en de acceleratie (P1-03) en deceleratie tijden (P1-04) moeten correct
worden ingesteld.
Zet parameter P1-14 op 101 om toegang te krijgen tot de parameters in parametermenu 2
Stel parameter P2-27 in op nul om de "standby mode" uit te schakelen
Controleer na het veranderen van bovenstaande parameters of de motorstroom en de motortemperatuur acceptabel zijn en niet de buiten
de specificaties van de motorleverancier zijn.
42
Optidrive HVAC gebruikershandleiding V2.00
www.invertekdrives.com