VOORZORGSMAATREGELEN
• Stevig bevestigen aan klem C om er voor te zorgen dat de
kabelverbindingen niet mechanisch belast kunnen worden.
• Vergeet niet dat de ventilator draait tijdens bedrijf.
• Schakel na het controleren van de afvoer de stroom uit en
zorg ervoor, dat de noodschakelaar weer op "NORM." wordt
gezet.
Printplaat
binnen-unit
Eenfasige voeding
NORM. EMERG.
1 2 3
Noodschakelaar
(Normaal, Noodgeval)
(Model FUQ)
Afb. 31
8.
ELEKTRISCHE BEDRADING
• Alle ter plaatse verkregen onderdelen en materialen dienen
aan de landelijk geldende voorschriften te voldoen.
• Gebruik alleen koperdraad.
• Volg het bij de unit geleverde "BEDRADINGSSCHEMA"
voor het bedraden van de unit.
• Zie de installatiehandleiding van de afstandsbediening voor
details over het aansluiten van de afstandsbediening.
• Alle bedrading dient door een erkend elektricien te worden
aangelegd.
• Er dient een circuitonderbreker te worden geïnstalleerd
waarmee de stroomtoevoer van het gehele systeem kan
worden onderbroken.
• Raadpleeg de installatiehandleiding van de buiten-unit voor
informatie over de draaddikte van de stroomkabel naar de
buiten-unit, de capaciteit van de circuitonderbreker en -
schakelaar en instructies voor het aanleggen van de
bedrading.
• Vergeet niet om de airconditioner te aarden.
• Sluit de aardingsleiding niet aan op gasbuizen, waterleiding-
buizen, lichtbalken of aardingskabels voor de telefoon.
• Gasleidingen: explosiegevaar wanneer lekkage
optreedt.
• Waterleidingen: aarding niet mogelijk wanneer PVC-
buis is gebruikt.
• Telefoonaardkabels of lichtleidingen: mogelijk abnor-
maal hoge spanningen in de aarde als gevolg van blik-
seminslagen.
• Specificaties voor ter plaatse verkregen bedrading
Het snoer voor de afstandsbediening is niet meegeleverd. Zie
Tabel 4 voor de te gebruiken kabelsoort.
Tabel 4
Draad
Bedrading tussen
H05VV - U4G
de apparaten
(OPMERKING 1)
Vinylsnoer met mantel of
Kabel van de
kabel
afstandsbediening
(2-draads)
(OPMERKING 2)
OPMERKING
1. Alleen in geval van beschermde leidingen. Gebruik H07RN-
F bij geen bescherming.
2. Dikte isolatiemateriaal: minimaal 1mm
Nederlands
Klemmenbord voor voeding
Nok
Klem C
Klem C
1 2 3
Klemmenbord
voor voeding
(Andere modellen)
Draaddikte
Lengte
2
(mm
)
2,5
—
Maximum
0,75 - 1,25
500m
<Methodes voor het bedraden van de units en het aanslu-
iten van de snoeren van de afstandsbediening>
(Zie Afb. 32)
• Bedrading tussen de apparaten
Verwijder het deksel van het elektrische aansluitingencom-
partiment en sluit de fasedraden op de juiste manier aan op
de voedingsaansluitingen binnenin het apparaat. Bevestig
de kabels stevig met de meegeleverde klem A en zet deze
vervolgens op dezelfde manier stevig vast met klem C.
• Aansluitingen van de besturingskabels.
(Niet noodzakelijk voor niet-hoofdunit bij systeem met
groepsbediening)
Aansluiten op het aansluitingenblok voor de afstandsbedi-
ening. (geen polariteit)
Bevestig de kabel van de afstandsbediening stevig met de
meegeleverde klem B en zet deze vervolgens op dezelfde
manier stevig vast met klem D.
Aansluiten van de bedrading
Klem B
Blauw
Blauw
Afstandsbedieningssnoer
Bedrading tussen units
1 2 3
Klem A
Massaaansluiting
Aansluiten van het klemmenbord
voor de voeding (4P)
VOORZORGSMAATREGELEN
• Gebruik de meegeleverde klemmen (2) om te voorkomen
dat de kabelverbindingen van buitenaf mechanisch belast
worden en zet de klemmen stevig vast. Monteer de bekabel-
ing altijd netjes, zorg ervoor dat het deksel van de besturing-
skast niet omhoog gedrukt wordt en monteer vervolgens het
deksel.
• Let er bij het bevestigen van het deksel van de besturing-
skast op dat de bekabeling niet wordt afgeklemd.
• Vul, nadat alle kabelverbindingen zijn uitgevoerd, eventuele
ruimtes in de doorvoeropeningen op met afdichtpasta of iso-
latiemateriaal (niet meegeleverd) om ervoor te zorgen dat er
geen kleine dieren en insecten in het apparaat terecht kun-
nen komen. (kleine dieren en insecten kunnen in het aanslu-
itingencompartiment kortsluiting veroorzaken.)
• Voer de zwakstroombekabeling (kabel naar de afstandsbe-
diening) en de sterkstroombekabeling (bekabeling tussen
units, voedingsbekabeling) niet door dezelfde buis en houdt
daarbij een minimale afstand aan van 50 mm. Als ze te dicht
bij elkaar geïnstalleerd worden kunnen elektrische interfer-
entie, storingen en defecten ontstaan.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Sluit geen kabels met verschillende kabeldiktes op dezelfde
voedingsaansluiting aan.
(Loszittende aansluitingen kunnen oververhitting veroorza-
ken.)
• Let op de opmerkingen wanneer u de voedingskabel
aansluit op de voedingsaansluitingen.
(Gebruik een aansluitoog met isolatiehuls voor de verbind-
ing met het aansluitingenblok. Sluit de bekabeling, wanneer
het niet mogelijk is om aansluitogen te gebruiken, aders met
dezelfde dikte aan op de manier zoals is weergegeven in
afb. 33.)
Monteer een isolatiemof
Ronde
kabelschoen
Klemmenbord voor
afstandsbediening (2P)
Nok
Klemmen C en D
Klem D
Transmissieleiding
afstandsbediening
Klemmenbord
Voedingskabel
voor voeding
(4P)
Klem C
Afb. 32
Elektra-draad
11