7
Configuratie, parametrering
ATTENTIE – Beschadiging van het apparaat
door elektrostatische oplading!
Bij een geopende behuizing is de EMC-
afscherming beperkt en de aanraakbescherming
opgeheven.
Geen geleidende delen van het apparaat
aanraken.
7.1.1
Standaardconfiguratie
De meetomvormers worden door de fabriek op een door de
klant opgegeven meetschaal ingesteld. Het ingestelde bereik
en het meetlocatienummer staan vermeld op het typeplaatje.
Als deze data niet werden opgegeven, wordt de
meetomvormer met de volgende configuratie geleverd:
Parameter
4 mA
20 mA
Uitgang
Demping
Meetomvormer in storingsmodus
Optioneel LCD-scherm
Enkele of alle bovenvermelde configureerbare parameters,
inclusief meetbegin en meeteinde kunnen op eenvoudige wijze
worden aangepast voor de 2600T met het optionele LCD-
scherm, een draagbare HART handheld communicatie-unit, of
met de voor de pc geschikte configuratiesoftware SMART
VISION of ASSET VISION BASIC met de DTM.
7.2
Manieren van configureren
De drukmeetomvormer heeft de volgende configuratieopties:
— Configuratie met de insteltoets op de drukmeetomvormer.
— Configuratie met het LCD-scherm.
— Configuratie met pc / laptop of handheld terminal.
— Configuratie met de grafische bedieningsinterface (DTM).
24 IM/261Gx/Ax-NL Rev. 08 | 261Gx, 261Ax
Fabrieksinstelling
Nulpunt
Bovengrens meetbereik (URL)
lineair
0.1 s
21 mA
0 ... 100 %
7.3
Configuratie met de insteltoetsen op de
drukmeetomvormer
7.3.1
Algemeen
De insteltoets bevindt zich op de elektronica (zonder
gemonteerd LCD-scherm).
De bediening vindt plaats met deze toets voor het instellen van
de parameters "Lower Range Value" (0 %) (meetbegin) en
"Upper Range Value" (100 %) (meeteinde).
Voor toegang tot de insteltoets op de elektronica moet het
behuizingdeksel worden losgeschroefd.
De insteltoets (1) bevindt zich in een boring en kan met een
stift of schroevendraaier met een diameter ≤ 2,5 mm worden
bediend.
1
Afb. 16: Positie van de insteltoets
7.3.2
Configuratie
De parameters "Lower Range Value" (meetbegin) en "Upper
Range Value" (meeteinde) kunnen direct op de meetomvormer
met een toets worden ingesteld. De meetomvormer werd door
de fabrikant ingesteld volgens de
gegevens van de bestelling. De ingestelde waarden voor
"Lower Range Value" (meetbegin) en "Upper Range Value"
(meeteinde) staan op het typeplaatje afgedrukt.
In principe geldt:
Bij een instelwaarde van bijv. 0 ... 40 kPa wordt de eerste
drukwaarde (0 kPa) altijd aan het 4 mA-signaal en de tweede
drukwaarde (40 kPa) altijd aan het 20 mA-signaal toegekend.
Voor het opnieuw instellen van de meetomvormer worden
"Lower Range Value" (meetbegin) en "Upper Range Value"
(meeteinde) als druk aan het meetinstrument doorgegeven.
Daarbij mogen de meetgrenzen niet worden overschreden.
Reduceerstations met instelbare druk en een vergelijkende
display kunnen gebruikt worden als sensoren.
BELANGRIJK (AANWIJZING)
Bij aansluiting moet erop gelet worden dat
restvloeistoffen (bij gasvormige meetmedia) of
luchtbellen (bij vloeibare meetmedia) in de
aansluitleidingen vermeden worden, omdat zij
fouten bij de verificatie kunnen veroorzaken.
M10696