DE WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de rij-instructies hebt gelezen en
begrepen, maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van het voertuig en ga dagelijks na of het
juist werkt. Eventuele defecten mogen uitsluitend hersteld worden door uw Pioneer-dealer of een getrainde monteur.
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of deze goed werkt. Zie Bedieningen en aanwijzers op pagina 10.
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt ingedrukt,
mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen tot stilstand
komen. Indien het rempedaal verder dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of niet stopt,
moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afgesteld zijn
dat het pedaal beslist niet tot tegen de vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: Druk matig op de parkeerremhendel. De spanning vermeerdert naarmate aan de hendel wordt
getrokken. De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op hel-
lingen tot maximum 20%).
• Achteruitzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACHTERUIT staat, geeft de achteruitzoemer een
waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Gaspedaal: Wanneer u de motor gestart hebt met behulp van het contactslot en de vooruit-/achteruithendel
op VOORUIT geplaatst hebt, moet bij het indrukken van het gaspedaal het voertuig vlot versnellen en de
maximumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het pedaal moet deze naar de oorspronkelijke stand terug-
keren en moet de motor stationair draaien. Alle voertuigen hebben in achteruit een lagere snelheid.
• Toerenregelaar: Controleer de maximumsnelheid van het voertuig op vlak terrein. Zie Voertuigspecificaties
op pagina 31 voor het nominale toerental van het voertuig.
• Algemeen: Luister of u geen abnormale geluiden, zoals geknars of geratel, hoort. Controleer het rijgedrag
en de prestatie van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Pioneer-dealer of een getrainde
monteur.
RIJ-INSTRUCTIES
∆
WAARSCHUWING
• Alleen zij die een geldig rijbewijs hebben, mogen dit voertuig besturen.
• Voor u het voertuig aan een bestuurder toevertrouwt, moet u ervoor zorgen dat de bestuurder ver-
trouwd is met alle bedieningen en gebruiksaanwijzingen vóór hij het voertuig gebruikt.
• Niemand onder 16 jaar mag met dit voertuig rijden.
• Het voertuig mag niet meer dan twee passagiers vervoeren.
• Laat niemand plaatsnemen op het laadplatform zitten.
• Voor gebruik's nachts moet het voertuig uitgerust worden met koplampen, achterlichten en
reflectoren.
• Het voertuig is niet speciaal uitgerust voor gehandicapten:
– Zorg dat iedereen het voertuig kan besturen voordat u hen ermee laat rijden.
– Vergewis u ervan dat alle passagiers zich in een voertuig aan iets kunnen vasthouden vóór u hen
laat meerijden.
2004 Pioneer 900/Carryall 2 XRT/Turf 2 XRT benzinevoertuig – Handleiding (Europa)
Rij-instructies
pagina 15