7.2
De afgelezen geleidbaarheid verandert niet
Als de aflezing geblokkeerd blijft op nul of in de buurt van nul:
Mogelijke oorzaken
Droge elektrode
Elektrode is ontkoppeld
Als de aflezing op een andere waarde
geblokkeerd blijft:
Mogelijke oorzaken
Vuile of defecte elektrode
Stagnerend monster
7.3
Procedure voor het beoordelen van de goede werking van de
geleidbaarheidselektrode
Kan gebruikt worden om de problemen bij te lage geleidbaarheid, te hoge geleidbaarheid, op 0
geblokkeerde geleidbaarheidswaarde, kalibratiefout en/of geleidbaarheid geblokkeerd op een andere
Om na te gaan of de sonde of de controller defect zijn, doorloopt u het zelftest- menu, zoals
beschreven in sectie 5.2. Op het display zou een waarde van 1000 ± 20 µS/cm te lezen moeten zijn
als de elektrodekabel 3 m lang is. Als de kabel werd verlengd, zal de zelftestwaarde met 1 zakken
voor elke extra 30 cm kabel. Bij voorbeeld, als de kabel met 30 m werd verlengd, moet de zelftest
een waarde van 900 ± 20 opleveren. Dit geeft aan dat de controller OK is en dat het probleem in de
sonde of in de verbindingen ervan ligt. Als de afgelezen geleidbaarheid niet binnen dit bereik valt,
verwijder dan de elektrodedraden en voer de zelftest nog eens uit. Als de zelftest nu een waarde 1000
±20 oplevert, dan ligt het probleem bij de elektrode. Als de waarde nog altijd buiten 1000 ± 20 valt,
Om de elektrode te controleren, controleert u de aansluiting van de elektrode met de aansluitstrip (zie
Figuur 3). Zorg ervoor dat de juiste kleuren naar de juiste aansluitklemmen lopen en dat de
schroeven goed vastgedraaid zijn. Zet het toestel weer onder spanning en controleer of de
geleidbaarheid weer normaal is geworden. Indien niet, vervang dan de elektrode.
7.4
Procedure voor het beoordelen van de goede werking van de pH/ORP-
elektrode
De minst voorkomende oorzaak van een kalibratiefout is een probleem met de regelmodule. Om deze
mogelijkheid te elimineren, voert u een zelftest van de controller uit. Als dit in orde is "OK," moet u
de elektrode , de voorversterker en de bedrading op fouten controleren. Als hij "FAIL" (MISLUKT)
De meest voorkomende oorzaak van een kalibratiefout is een elektrodeprobleem. Probeer eerst de
elektrode te reinigen, voer de kalibratie nog eens uit. Als dit niet het gewenste resultaat oplevert,
waarde dan nul op te lossen.
Probeer eerst de sonde te reinigen (zie sectie 6.1).
stuur dan de controllermodule terug voor herstelling.
weergeeft, moet de controller ter herstelling worden teruggestuurd.
vervang dan de elektrode en probeer opnieuw te kalibreren.
Correctieve actie
Controleer het debiet door het systeem.
Controleer de bedrading naar de elektrode. Ga naar het
zelftestmenu zoal beschreven in sectie 5.2. Als de
afgelezen waarde in 1000 verandert, dan ligt het probleem
bij de elektrode of de verbindingen. Zie sectie 7.3 indien
nog altijd nul, het probleem ligt bij de controller. Vraag
advies aan de fabrikant.
Correctieve actie
Evalueer de elektrode (sectie 7.3).
Controleer het debiet door het systeem.
57