tijdens het
rijden over
normale wegen.
De
voorwielaandrijving
mag
slechts
in
het terrein worden
gebruikt.
Voor in- en
uitschakelen
van
de
voorwielaandrijving
dient
te
worden
ontkoppeld.
BU
het
verlaten
van
het
terrein moet tijdig de
voorwiel-
aandrijving worden
uitgeschakeld.
Het
neerschakelen
naar
terreinreduc-
tie
geschiedt
bU
geringe
wagensnel-
heid
of
bU stilstand.
Opmerkingen:
1.
Een
speciale constructie maakt
het
onmogelijk de
terreinreductie in
te
schakelen,
indien
niet
eerst
de
2
1
45
ll
;0
3
7
6
/
1.
2.
3.
4.
Afb.
I
Bedieningsorganen
interieur
midden achter
Hoofdschakelaar
5.
Hefboom versnellingsbak
Lier
6.
Hefboom voorwielaandrijving
P.T.O.
7.
Handremhefboom
Hefboom reductiebak
N
11