DCM00371
Als de boot wordt gebruikt met een niet-
draaiende motor in het water, kan er door
de golfslag water in de uitlaatpijp terecht
komen, wat motorpech veroorzaakt.
NOTA:
Wanneer u met lage snelheid manoeuvreert,
bijvoorbeeld in de buurt van een ligplaats, is
het raadzaam om indien mogelijk beide mo-
toren te laten draaien, met één motor in neu-
traal.
DMU41882
Vervangen van de zekering
DWM00632
Het installeren van een verkeerde zeke-
ring of een stukje draad kan een overma-
tige stroomvloei mogelijk maken. Dat kan
het elektrisch systeem beschadigen en
brand veroorzaken.
Als een zekering is doorgesmolten, dient u
de zekering te vervangen met behulp van de
volgende procedure.
1.
Zet de hoofdschakelaar in de stand
"
" (uit).
2.
Verwijder het deksel van de zekering-
kast.
3.
Wanneer u de hoofdzekering of schei-
dingszekering vervangt, verwijdert u de
schroeven om vervolgens de zekering te
Herstellen van defecten
verwijderen. Installeer de reservezeke-
ring en draai de schroeven vervolgens
aan.
1. Deksel van zekeringenkastje
2. Reservezekering (10 A, 15 A, 20 A, 30 A,
60 A)
3. Zekeringtrekker
1. Brandstofpompzekering (10 A)
2. Zekering van de hoofdschakelaar / trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar (20 A)
3. Startschakelaarzekering (30 A)
4. Zekering van de ontstekingsspoel / brandstof-
sproeier / variabele nokkenasdistributie /
motor-ECM (elektronische motorbesturings-
module) (30 A)
5. Zekering van elektrische gasklep (10 A)
6. Brandstofpompzekering (15 A)
7. Hoofdzekering (60 A)
8. Isolatieschakelaarzekering (60 A)
9. Schroef
4.
Wanneer u een andere zekering dan de
hoofdzekering of scheidingszekering
vervangt, dient u de zekering te verwij-
deren met een zekeringtrekker. Instal-
1
2
2
3
ZMU07786
7
9
1
2
3
9
4
5
6
8
ZMU07787
100