Het verwisselen van een wiel
Elke wielmoer 2 wordt beschermd door een plastic
dopje 1 dat eerst moet worden verwijderd en dat
later na het vastdraaien en natrekken van de
wielmoeren weer moet worden aangebracht.
• Om de achterwielen te blokkeren trekt u de
handrem aan (alleen bij auto's met schijfremmen).
• Om de voorwielen te blokkeren schakelt u een
versnelling in of trekt u de handrem aan bij auto's
met rondom trommelremmen.
• Leg een blok voor een wiel als de auto op een
helling staat en krik de auto pas daarna op.
• Trek de dopjes van de wielmoeren.
• Draai de wielmoeren iets los en zet de wielmoer-
sleutel zò op de moeren dat u op de sleutel moet
drukken en niet omhoog moet trekken.
• Opkrikken:
Aan elke kant bevinden zich vlakbij de wielen
steunpunten voor de krik 3 aan de onderrand van
de karrosserie, waarin de kop van de krik kan
worden vastgehaakt.
Breng de krik horizontaal naar het steunpunt 3 bij
het te verwisselen wiel en haak de kop van de krik
eraan vast. De haak op de kop moet daarbij naar u
toe gekeerd zijn.
• Draai nu de krik met de hand omhoog zodat u de
voet van de krik goed vlak op de grond kunt zetten,
iets binnen de rand van de karrosserie. Bij een
zachte ondergrond moet u een plankje onder de
voet plaatsen.
• Steek nu de pen aan de wielmoersleutel eerst in
het dichte deel van de gaffel 4, dan draait u de
sleutel recht voor de gaffel en krikt u de auto op tot
het wiel loskomt van de grond.
• Draai de wielmoeren geheel los.
• Verwijder het wiel.
• Breng het reservewiel op zijn plaats over het
bovenste tapeind en centreer het wiel over de
andere tapeinden.
• Draai de wielmoeren aan.
• Laat de krik zakken en draai nu de wielmoeren
goed vast.
• Druk de plastic dopjes pas op de wielmoeren als
u na een paar kilometer rijden de wielmoeren hebt
nagetrokken.
3 9