Wanneer
de motor
is
gestart en
blijft
draaien
dient
te
worden
gecontroleerd,
dat:
1.
Het
groene oliedruk-controlelampje uitgaat
(zie
7
afb.
6).
2.
Het rode
laadstroom-controlelampje
uitgaat (zie 7 afb.
6).
3.
De
zwarte
wijzer
va.n
de
luchtdrukmeters
van het
remsysteem
oploopt en
de
zoemer
bij
ca.
4
kg/cm2
ophoudt met
zoemen.
Nadat
de
luchtvoorraadketels
op druk
ziil
gebracht,
de
ketels één keer per
dag
afblazen
door tegen
de
pallen,
welke
zich
ónder
de
ketels bevinden,
te
duwen.
Hiermede
wordt
bereikt
dat
vocht,
welke
zich nu
eenmaal
in
lucht bevindt
en
in
de
luchtketels
na
langdurige stilstand
van
de
motor
tot
water
condenseert,
kan
worden
afgetapt.
Opmerking
Wanneer
de
motor draait
en
er
behoeft
met
de
wagen
niet direct
te
worden
weggereden,
zet dan
de
motor
af door de
stopmannetle
naar
achter
te
drukken.
Het onnodig onbelast draaien
is
niet
bevorderlijk
voor de motor,
daar
deze
dan
een
te
lange
tijd
nodig
heeft
om op
bedrijfstemperatuur
te
komen.
Vermijd
ook het
stationair draaien
bij
het wachten
voor
overwegbomen
of
voor
of
op
veerponten.
Starten onder koude
weersomstandigheden
Tijdens koude
weersomstandigheden
kan het
starten zonodig worden
verge-
makkelijkt door een koudstartinrichting en/of
een electrische
voòrgloei-inrichtiù
-
De
koudstartinrichting
zit
in
de
uort"uun
een pal
met een rubber hoes aan
de
voorzijde
van
de
brandstofpomp
en de
voorgloei-inrichting
zit voor het
inlaat-
spruitstuk
van
de
motor.
Alvorens
de
handelingen
genoemd
onder
koude weersomstancjigheden
Duw
de
koudstartpal
(zie
afb.
17)
genoemd
op
blz.
î
3
u
itvoeren
en
voorgloeiing plaats))
en
die
stand
1
minuut
bij
0"
tot
-5"
C
1,5 minuut
bij
-5'tot
-10'
C
2
minuten
bij
lager dan
-
10
'
C.
Daarna
de starttrekknop geheel uittrekken totdat
de
motor
loopt.
De
koudstartinrichting
wordt
automatisch
buiten werking gesteld
wanneer
de
motor loopt en
men
het
gaspedaal
weer
op
laat
komen.-
op
blz.
13 onder
4
t/m
8 uit te
voeren
dient
als
volgt te
worden
gehandeld:
naar opzij, vervolgens
de
punten
4
Vm
7
als
de
starterknop
half
u
ittrekken
(er
heeft
dan
houden
gedurende
'
:
t!
.,,ì
g
$
;
".4
'.'J
,}d
:fi
1
1O
2/22
Olievulopening
d
231/16
14
Af
b.
14.
Afb.
15.
Watervuldop