bij
voldoende rijsnelheid
door de
radiateur
van de
kachel stromen.
ls
de
rijsnelheid
onvoldoende
dan kan
de
luchtstroming worden
versterkt
door
het
aanzetten
van de
ventiiator.
Wanneer
de
temperatuur
in
het
cabineinterieur
te
hoog
is
moet
de knop,
gemerkt
,,T'., gedeeltelijk
of
geheel worden ingedrukt, waardóor
de
verwarmlng
van
de
lyght
respectievelijk
wordt
verminderd
of
teniet
gedaan.
Wanneer het droog
en
zeer
warm
weer
is
kan
dó
draaitrommel
het
beste
in
de
af
b.
11
aangegeven
stand worden gezet.
De
buitenlucht kan dan rechtstreeks
in
de
cabine stromen.
De
knoppen
van de ventilator en
de
verwarming dienen
dan
uiteraard.
geheel
te zijn
ingedrukt, waardoor
ventilator
en
verwarming
zijn
u
itgeschakeld
!
Aan de
kachel
zelf
bevindt zich een
blaasmondstuk,
waarin zich een
vlinderklep
bevindt-
Door verstelling van
een
handeltje
aan
deze
klep
wordt verkregen
dat een
kleinere
of
grotere
hoeveelheid
lucht,
al
dan niet
verwarmd,
in
de
óabine
kan
stromen. De
richti!9
van
de
luchtstroom kan door verdraaiing van
de
mondstukken
worden
versteld. Op
dezelfde
wijze
kan
de
luchtstroom
naaide
voorruiten
worden
geregeld
met
de
twee
verdraaibare blaasmondstukken,
waarin
zich
ook
een
vlinderklep bevindt, welke
door
een handeltje kan worden
bediend.
Rolhoesketting
Door het
aantrekken
van
deze
ketting (17
in
af
b. 6)
wordt
de
rolhoes
voor
de
radiateur
omhgog.
getrokken
waardoor-wordt verkregen dat het koelwater
vlugger
de
gewenste bedrijfstemperatuur
kan
beretken.
Bestuurderstoel
Deze
stoel
is
op
verschíllende
wijzen verstelbaar.
Door het
lichten van
de
knop
(1
in .afb. 12) kan
de
stoel
naar
voren
of
naar
achteren
worden
geschoven. Door
met
de
linkerhand
de knop (2 in
afb.
12)
in
te
drukken en
met
dè
rechterhand
de
zitting
aan
de
rechterachterzijde
op
te
heffen
of
neer
te
laten kan
de
stand van
de
zitting
worden
versteld. Door met
de
tinker
hand
de
knop
(3
in
afb.
12)
in
te
drukken kan
de
stand van
de
rugleuning worden
versteld.
Het
bovenstaande
is
tevens van
toepassing
voor de
bijrijderstoel.
Zonneklep
T"î.
gerieve.van
de
bestuurder en
de bijrijder zijn
twee zonnekleppen
aangebracht,
welke zowel
het
van voren als het van opzil
komerrde
hinderlijke zonlichl
kunnen
afschermen.
232/8
12
Afb.
lf,
Afb.
12.
Bestuurderstoel