B
Opmerkingen over Eenvoudige autostand
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de camera eventueel de gewenste onderwerpsstand
niet selecteren. Selecteer in dergelijke gevallen een andere opnamestand (A 33, 39, 42).
Als de digitale zoom is ingeschakeld, is de onderwerpsstand U.
C
Bij gebruik van een statief
Wij adviseren u in de volgende situaties gebruik te maken van een statief om de camera te stabiliseren.
Bij het maken van opnamen bij weinig licht met de flitsstand (A 45) ingesteld op W (uit)
Bij het inzoomen op het onderwerp
De zoom gebruiken
Draai aan de zoomknop om de optische zoom te activeren.
U kunt verder inzoomen op het onderwerp door de zoomknop
naar g (telefoto) te draaien.
U kunt uitzoomen en een groter gebied bekijken door de
zoomknop naar f (groothoek) te draaien.
Als u de camera inschakelt, wordt de zoom in de maximale
groothoekstand gezet.
Er wordt een zoomaanduiding weergegeven aan de
bovenzijde van de monitor als aan de zoomknop wordt
gedraaid.
Als u de zoomknop naar g draait terwijl de camera is
ingezoomd in de maximale optische zoomstand, kunt u de
digitale zoom gebruiken om het beeld tot maximaal 4× te vergroten.
C
Digitale zoom en interpolatie
Bij gebruik van de digitale zoom wordt de beeldkwaliteit minder als u inzoomt
voorbij V in de zoomaanduiding.
De positie van V bevindt zich meer aan de rechterkant bij het maken van
kleinere opnamen. Daarom kan, als het beeldformaat kleiner is (zoals is
opgegeven in de instelling voor de beeldmodus; A 55, E22), meer digitale
zoom worden toegepast zonder dat de beeldkwaliteit vermindert.
Uitzoomen
Inzoomen
Optische
Digitale
zoom
zoom
Klein beeldformaat
23