13 Gebruik product
13.2.6.9
Sensorbescherming CO / NO
Ter bescherming van de CO- / NO-sensoren tegen overbelasting kunnen
grenswaarden worden ingesteld. Bij overschrijding van de grens wordt de
sensorbescherming geactiveerd:
•
Verse lucht verdunning bij overschrijding (alleen bij instrumenten met de
optie 'Verdunning')
•
Uitschakeling bij opnieuw overschrijden
Bij geactiveerde verdunning worden de waarden van CO en CO
onverdund in blauw weergegeven. Op de uitdraai staat achter de
benaming van de beide waarden een "*" als aanwijzing voor de
verdunning.
1
Functie oproepen:
Sensorbescherming
Invoervenster
2
Via het toetsenbord de waarde van de alarmgrens invoeren.
3
Invoer met
Om de sensorbescherming te deactiveren moeten de grenswaarden op
0 ppm worden ingesteld.
13.2.6.10 NO2-toeslag
1
Functie opvragen:
2
Invoer van de toeslagwaarde met het toetsenbord.
3
Invoer bevestigen met OK.
4
Terug naar het menu Instrumentinstellingen:
13.2.6.11 O
-referentie
2
De O2-referentiewaarde van de actuele brandstof kan worden ingesteld.
1
Functie oproepen:
Invoervenster
50
|
Instrument instellingen
CO: sensor instellingen
bevestigen.
|
Instrumentinstellingen
|
Instrument instellingen
O
-referentie act. brandstof
2
|
wordt geopend.
|
NO2-toeslag
aantippen.
|
O2-referentie
wordt geopend.