NL
LEICA M- EN R-OBJECTIEVEN
Met behulp van Leica M- of R-adapter L kunt u Leica M- en
R-objectieven plaatsen. U kunt de daartoe in de camera opgesla-
gen objectiefprofielen gebruiken, die de volgende functies mogelijk
maken:
• De regeling van de flitsbelichting en van de flitsreflector gebruikt
de objectiefgegevens (zie 'Bruikbare flitsapparaten').
• Bovendien worden de objectiefgegevens in de Exif-gegevens van
de opnamen weggeschreven, indien gaan om een gecodeerd
objectief. In de uitgebreide opnamegegevens zal de brandpunts-
afstand van het objectief bovendien worden weergegeven.
Als het gebruikte Leica M-objectief is uitgerust met de 6-bit
codering respectievelijk het Leica R-objectief met een ROM-con-
tactstrip, kan de camera het betreffende objectieftype automatisch
instellen. Maar als de objectieven deze uitrusting niet hebben,
moet u het objectieftype handmatig instellen.
De automatische herkenning gebruiken
▸
In het hoofdmenu
▸
kiezen
Lens Profiles
Lens Profiles
▸
De automatische objectieherkenning activeren (
deactiveren (
)
Off
Off
Het objectieftype handmatig instellen
▸
In het hoofdmenu
▸
kiezen
Lens Profiles
Lens Profiles
▸
of
M-Lenses
M-Lenses
R-Lenses
R-Lenses
38
kiezen
Camera Settings
Camera Settings
Auto
Auto
kiezen
Camera Settings
Camera Settings
kiezen
De objectieflijsten overzichtelijker maken
▸
In het hoofdmenu
▸
Lens Profiles
Lens Profiles
▸
of
M-Lenses
M-Lenses
▸
Edit List of M-Lenses
Edit List of M-Lenses
▸
Gewenste objectieftypen activeren (
) of
kiezen
Camera Settings
Camera Settings
kiezen
kiezen
R-Lenses
R-Lenses
of
Edit List of R-Lenses
Edit List of R-Lenses
) of deactiveren (
On
On
kiezen
)
Off
Off