16.2
Ingangen
In dit submenu kan voor elke sensoringang worden ingesteld welk sensortype is
aangesloten. Er kan worden gekozen uit:
• schakelaar
• KTY
• Pt500
• RTA11M
• Pt1000
• geen
LEt op!
Kans op schade aan de installatie!
Het kiezen van een onjuist sensortype leidt tot ongewenst regelge-
drag. In het ergste geval kan er schade aan de installatie ontstaan!
Î Let erop dat het sensortype wordt gekozen!
Als KTY, Pt500 of Pt1000 is gekozen, verschijnt het kanaal offset, waarin een indi-
viduele sensor-offset kan worden ingesteld.
Î Om de offset voor een sensor in te stellen, kiest u de betreffende menuregel
met de knop ➄.
Î Om de offset voor een sensor vast te leggen, stelt u de waarde in met de
knoppen ❷ en ❹ en bevestigt u deze met de knop ➄.
68
CS- sensor- offset
Als een CS10-instralingssensor moet worden aangesloten, moet vóór de aanslui-
ting een offset worden uitgevoerd.
Ga hiervoor als volgt te werk:
Î Kies in het kanaal type het CS-type
Î Kies het kanaal offset
Î Bevestig de vraag wissen? met ja
Î Ga met terug weer terug naar het menu ingangen en sluit de CS-sensor aan
Aanwijzing:
Als Grundfos Direct Sensors
sor-massa-verzamelklemmenblok met PE (zie handleiding regelaar).
in- / uitgangen / ingangen
Instelkanaal Betekenis
S1 ... S9
Keuze sensoringang
type
Keuze van het sensortype
offset
Sensor-offset
S10
Submenu impulsingang
type
Keuze van het sensortype
Aant. impulsen
deb./imp.
CS10
CS10-ingang
type
CS-type
offset
Offset wissen
FlowRotor
type
FlowRotor-type
Grundfos-sensor analoog,
PLC
elektrische manometer
Keuze tussen PLC en
type
manometer
max.
Maximale druk
TM
worden gebruikt, verbindt dan het sen-
Instelbereik / keuze:
Fabrieksinstelling
-
-
schakelaar, KTY, Pt500,
Pt1000
RTA11-M, Pt1000, geen
-15,0 ... +15,0 K
0,0 K
-
-
impuls, schakelaar, KTY, Pt500,
impuls
RTA11-M, Pt1000, geen
0,1 ... 100,0
1,0
-
-
A ... K
E
ja, nee
nee
FlowRotor
-
DN20, DN25, DN32, DN32
geen
cascade, geen
-
-
PLC, manometer, geen
geen
0,0 ... 10
6,0