10
Verwarming
In dit menu kunnen alle instellingen voor het verwarmingsgedeelte van de installa-
tie resp. de verwarmingscircuits worden gedaan.
Er kunnen eisen worden geactiveerd, verwarmingscircuits worden ingesteld en
keuzefuncties worden gekozen en ingesteld.
10.1
Vragen
verwarming / vragen
Instelkanaal Betekenis
vraag 1 (2)
Vraag 1
relais
Relaiskeuze
Onder deze menuoptie kunnen tot 2 verwarmingsvragen worden geactiveerd en
ingesteld.
Ingestelde vragen staan in de betreffende opties van het verwarmings-
menu als keuzemogelijkheid in de relaiskeuze ter beschikking. Zo kun-
nen meerdere keuzefuncties dezelfde warmtebron vragen.
Als bijvoorbeeld aan vraag1 het potentiaalvrije maakcontactrelais R5 wordt toe-
gewezen, staat daarna bij de relaiskeuze in de instelkanalen vraag van de verwar-
mingskeuzefuncties (zie pagina 63) naast de nog vrije relais ook NV-vraag 1 ter
keuze. Zo kan bijvoorbeeld zowel de bedrijfswaterverwarming als ook de thermi-
sche desinfectie bei dezelfde ketel worden vereist.
56
Instelbereik / keuze:
Fabrieksinstelling
geactiveerd, gedeactiveerd gedeactiveerd
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
10.2
Verwarmingscircuits (alleen in combinatie met de uitbreidingsmodule EM)
De regelaar kan met de betreffende uitbreidingsmodules tot 2 externe, weersge-
stuurde verwarmingscircuits aansturen.
Als één of meerdere externe uitbreidingsmodules worden aangesloten, moeten
deze in de regelaar worden aangemeld. Alleen aangemelde modules verschijnen bij
de verwarmingscircuitkeuze.
Als nieuw verwarmingscircuit... wordt gekozen, kan tussen de evt. aangemelde
modules worden gekozen.
Uitbreidingsmodules kunnen in het menu in- / uitgangen / modules worden aan-
of afgemeld (zie pagina 71).
Als een intern of extern verwarmingscircuit is gekozen, wordt een nieuw menu
geopend. In dit menu kunnen aan het verwarmingscircuit de benodigde relais en
sensoren worden toegewezen alsmede alle andere instellingen worden gedaan.
De regelaar berekent voor elk verwarmingscircuit een gewenste voorlooptempe-
ratuur aan de hand van de buitentemperatuur en de gekozen verwarmingscurve.
Als de gemeten voorlooptemperatuur van de gewenste voorlooptemperatuur af-
wijkt, wordt de menger aangestuurd om de voorlooptemperatuur overeenkomstig
aan te passen.
Als de buitentemperatuur zover daalt dat de berekende gewenste voorlooptempe-
ratuur boven de maximale voorlooptemperatuur ligt, dan geldt voor de duur van
deze overschrijding de maximale voorlooptemperatuur als gewenste temperatuur.
Als de buitentemperatuursensor uitvalt, wordt een storingsmelding gegenereerd.
Voor de duur van de uitval geldt de maximale voorlooptemperatuur -5 K als ge-
wenste voorlooptemperatuur.
Met de timer kan de dag- / nachtstand worden ingesteld. In de dagfases wordt de
gewenste voorlooptemperatuur dan met de ingestelde waarde "dagcorrectie" ver-
hoogd, in de nachtfases daarentegen met de waarde "verlaging" verlaagd.