BedieninG
toestelbeschrijving
3.
Toestelbeschrijving
3.1
Minimale softwarestanden
Voor de werking van de warmtepomp zijn minstens de volgende
softwarestanden vereist:
- WPM: 449.05
- FES: 502.03
3.2
Gebruikseigenschappen
Het toestel is een lucht-water-warmtepomp bedoeld voor opstel-
ling buiten. Er wordt op een laag temperatuurniveau warmte aan
de buitenlucht onttrokken, die dan op een hoger temperatuurni-
veau wordt afgegeven aan het verwarmingswater. Het cv-water
kan tot een aanvoertemperatuur van 75 °C worden opgewarmd.
Het toestel beschikt over een elektrische nood-/bijverwarming
(NHZ). Om de verwarmingsmodus en de voorziening van hoge
warmwatertemperaturen te garanderen, wordt bij monovalente
werking de elektrische nood-/bijverwarming als noodverwarming
geactiveerd wanneer de temperatuur onder het bivalentiepunt
daalt. In mono-energetische werking wordt in een dergelijk geval
de elektrische nood-/bijverwarming lastafhankelijk vanaf het bi-
valentiepunt als bijkomende verwarming geactiveerd.
Dit toestel heeft nog andere gebruikseigenschappen:
- geschikt voor vloerverwarming en radiatorverwarming.
- Haalt uit de buitenlucht zelfs nog warmte bij een buitentem-
peratuur van -25 °C.
- Tegen corrosie beschermd, buitenste bekledingsdelen van
verzinkte staalplaat, bovendien gemoffeld.
- Bevat alle componenten die voor de werking nodig zijn, als-
mede veiligheidstechnische inrichtingen.
- Voor het veiligheidsconcept wordt een veiligheidsventiel in
het apparaat ingebouwd. Het veiligheidsventiel voorkomt dat
er bij een lekkage koudemiddel in het verwarmingscircuit
terechtkomt.
Info
Voor de centrale aansturing van de verwarmingsinstalla-
tie heeft u de warmtepompmanager "WPM" nodig.
3.3
Werkwijze
3.3.1 Verwarmen
Met de warmtewisselaar aan de luchtzijde (verdamper) wordt
warmte onttrokken aan de buitenlucht. Het verdampte koel-
middel wordt met een compressor gecomprimeerd. Daarvoor is
elektrische energie vereist. Het koelmiddel heeft nu een hogere
temperatuur. Een tweede warmtewisselaar (condensor) geeft de
warmte af aan het verwarmingscircuit. Daarna wordt de druk van
het koudemiddel lager en begint het proces van voren af aan.
Bij luchttemperaturen onder ca. 7 °C slaat de luchtvochtigheid
als rijp op de verdamperlamellen neer. Deze rijpaanslag wordt
automatisch ontdooid. Het daarbij optredende water wordt in de
ontdooibak opgevangen en afgevoerd.
www.stiebel-eltron.com
Materiële schade
!
Tijdens de ontdooifase schakelt de ventilator uit en wordt
de warmtepompkring omgekeerd. De voor het ontdooi-
en benodigde warmte wordt uit het buffervat gehaald.
Wanneer u zonder buffervat werkt, moet u het hoofdstuk
"Menu / Menubeschrijving / INSTELLINGEN / VERWAR-
MEN / BASISINSTELLING / BUFFERBEDRIJF" in de instruc-
ties voor de inbedrijfstelling van de WPM raadplegen.
Anders kan het cv-water bij ongunstige omstandigheden
bevriezen.
Aan het einde van de ontdooifase schakelt de warmtepomp auto-
matisch terug naar de verwarmingsmodus.
Materiële schade
Bij bivalente werking kan de warmtepomp worden door-
stroomd door het retourwater van de tweede warmteop-
wekker. Houd er rekening mee dat de retourtemperatuur
maximaal 65 °C mag zijn.
3.3.2 Koelen
Materiële schade
De warmtepomp is niet geschikt voor continue koelwer-
king het hele jaar door.
f Houd rekening met de werkingsgebied (zie hoofd-
stuk "Technische gegevens/gegevenstabel").
Materiële schade
Als de dauwpunttemperatuur niet bereikt wordt, kan in
de koelwerking condensaat gevormd worden.
f Voorkom condensaatvorming door geschikte maat-
regelen.
De ruimtes worden gekoeld door omkering van het warmtepomp-
circuit. Er wordt warmte onttrokken aan het verwarmingswater en
de verdamper geeft deze warmte af aan de buitenlucht.
Bij vlakken- en ventilatorkoeling is het noodzakelijk om een af-
standsbediening (FET) te installeren, zodat de meting van de rela-
tieve vochtigheid en van de kamertemperatuur om het dauwpunt
te bewaken, mogelijk is.
Bij de ventilatorkoeling is bovendien de installatie van een buf-
fervat vereist.
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-
kingsgrens voor de koeling (parameter GRENS KOELEN) wordt de
warmtepomp uitgeschakeld.
4.
Instellingen
De bediening gebeurt uitsluitend met de warmtepompmanager
WPM.
f Houd rekening met de handleiding van de warmtepompma-
nager.
WPL-A Premium
5