instAllAtie
Voorbereidingen
9.3.2 Opstelling in de buurt van de kust
1 Hoofdwindrichting
2 Gebouw,wand of windbescherming
3 Toestel
4 Luchtafvoer
f Zorg ervoor dat de richting van de luchttoevoer overeenkomt
met de hoofdwindrichting. Als de hoofdwindrichting vanuit
de zee komt (zoutgehalte > 2%), houd dan een minimale af-
stand van 500 m tot de zee aan.
9.4
Voorbereiden van de montageplaats
WAARSCHUWING letsel
!
De naar buiten stromende koude lucht kan in de omge-
ving van de luchtafvoer tot condensaatvorming leiden.
f Voorkom bij lage temperaturen dat er slipgevaar
ontstaat door natheid of ijsvorming op aangrenzen-
de voetpaden en rijbanen.
f Neem het hoofdstuk "Geluidsemissie" in acht.
f Zorg ervoor dat het toestel niet voor of boven luchttoevoer-,
afvoerlucht- of andere ventilatie-installaties wordt gemon-
teerd.
f Zorg ervoor dat het toestel aan alle zijden toegankelijk is.
f Verifieer of de ondergrond horizontaal, vlak, stevig en be-
stendig is.
f Zorg ervoor dat het toestel max. 4 m boven een veiligheids-
ventiel gemonteerd wordt. In het toestel is een veiligheids-
ventiel met een aanspreekdruk van 2,5 bar gemonteerd (zie
hoofdstuk "Verwarmingssysteem vullen / Veiligheidscon-
cept").
f Voorzie een uitsparing (vrije ruimte) in de ondergrond voor
de van onderaf in het toestel in te voeren voedingsleidingen.
10
WPL-A Premium
>500 m
1
2
3
4
9.5
Voedingsleidingen installeren
WAARSCHUWING letsel
!
f Dicht de doorvoeren voor alle voedingsleidingen
naar het gebouw waterdicht af.
Voedingsleidingen zijn alle elektrische leidingen en aanvoer- en
retourleidingen.
f Bescherm alle voedingsleidingen door een mantelbuis tegen
vocht, schade en UV-straling.
f Gebruik alleen weerbestendige elektriciteitskabels, bijv. NYY.
f Bescherm de aanvoer- en retourleiding tegen vorst door ze
voldoende te isoleren. De isolatie moet ten minste dubbel zo
dik zijn als de leidingdoorsnede. Voer de isolatie uit overeen-
komstig de geldende voorschriften.
f Voer de buisbevestigingen en buitenwanddoorvoeren geluid-
dempend uit.
Info
Neem bij het leggen van de condensaatslang het hoofd-
stuk "Montage/condensaatafvoer" in acht.
9.6
Opstelling
f Let bij het plaatsen van het toestel op de luchtuitblaasrich-
ting.
f Plaats het apparaat op de voorbereide ondergrond of op een
console.
9.6.1 Opstelling op fundering of op montageconsole MK 1
Info
Laat de mantelbuizen voor de voedingsleidingen iets over
de fundering uitsteken. Let erop dat er geen water in de
mantelbuizen kan lopen.
www.stiebel-eltron.com