instAllAtie
overdracht van het toestel
Er zijn twee varianten beschikbaar voor nachtbedrijf.
Variant 1: Gereduceerd nachtbedrijf
U kunt het geluidsvermogensniveau van het apparaat via het
vermogen of de ventilator verlagen. Als de nood-/bijverwarming
wordt ingeschakeld, ontstaan er hogere bedrijfskosten.
Variant 2: Uitgeschakeld toestel
U kunt het toestel uitschakelen. Bii een uitgeschakeld toestel vin-
den verwarmen en warmwaterbereiding uitsluitend via de nood-/
bijverwarming plaats. Als de nood-/bijverwarming wordt inge-
schakeld, ontstaan er hogere bedrijfskosten.
13.3.1 Gereduceerd nachtbedrijf
Info
Als het gereduceerde nachtbedrijf actief is, kunnen er
hogere bedrijfskosten ontstaan.
U kunt het vermogen en de ventilatorregeling continu reduceren.
In de tabel kunt u zien hoe het geluidsvermogensniveau van het
toestel door wijziging van de vermogens- en ventilatorregeling
verandert.
max. gereduceerde nachtwerking
Gereduceerd nachtbedrijf
WPL-A 05 H(K) 230
Premium
max. gereduceerde nachtwerking
W55
Geluidsniveau
dB(A)
Compressortoerental Hz
Ventilatorbesturing %
Verwarmingsver-
kW
mogen
gereduceerd nachtbedrijf 50%
W55
Geluidsniveau
dB(A)
Compressortoerental Hz
Ventilatorbesturing %
Verwarmingsver-
kW
mogen
f Stel de ventilatorregeling en het compressorvermogen in de
warmtepompmanager in.
Parameters
VERMOGEN (INBEDRIJFSTELLING / STILLE MODUS / REDUCTIE VERMOGEN)
VENTILATOR (INBEDRIJFSTELLING / STILLE MODUS / REDUCTIE VERMOGEN)
13.3.2 Uitgeschakeld toestel
Info
Bii een uitgeschakeld toestel vinden verwarmen en
warmwaterbereiding uitsluitend via de nood-/bijverwar-
ming plaats. Er ontstaan hogere bedrijfskosten.
f Schakel het apparaat in de warmtepompmanager uit.
www.stiebel-eltron.com
Betekenis
Het vermogen en de ventilator kunnen
niet tot onder deze waarden worden
gereduceerd.
Het toestel werkt met het ingestelde
gereduceerde vermogen of ventilator-
regeling.
WPL-A 07 H(K) 230
Premium
47
30
42
2,70
47
33
44
3,20
Parameters
WÄRMTEPOMP UIT (INBEDRIJFSTELLING / STILLE MODUS)
13.4 Overige instellingen
f Neem voor de werking met en zonder buffervat de info in de
handleiding van de WPM en de parameter BUFFERWERKING
in menu INSTELLINGEN / VERWARMEN / BASISINSTELLING in
acht.
Bij gebruik van het opwarmprogramma
Bij gebruik van het opwarmprogramma moeten op de WPM de
volgende instellingen worden uitgevoerd:
f Stel eerst de parameter "BIVALENTIETEMPERATUUR HZG" in
op 30 °C.
f Stel vervolgens parameter "OND WERKINGSGEBIED HZG" in
op 30 °C.
Info
Na het opwarmen moet u de parameters "BIVALENTIE-
TEMPERATUUR HZG" en "OND WERKINGSGEBIED HZG"
opnieuw instellen op de standaardwaarden of de instal-
latiewaarden.
14. Overdracht van het toestel
Leg aan de gebruiker de werking van het toestel uit en maak hem
vertrouwd met het gebruik ervan.
Info
Overhandig deze bedienings- en installatiehandleiding
aan de gebruiker om ze zorgvuldig te bewaren.
Alle informatie in deze aanwijzing moet zeer nauwkeurig
worden opgevolgd. Hier vindt u instructies voor de vei-
47
ligheid, de bediening, de installatie en het onderhoud
30
van het toestel.
42
2,70
15. Buitendienststelling
51
Materiële schade
47
!
De voeding van de warmtepomp mag ook buiten de
51
verwarmingsperiode niet worden onderbroken. Wordt
4,90
deze wel onderbroken, dan is de vorstbescherming van
de installatie niet langer gegarandeerd.
De warmtepomp wordt door de warmtepompmanager
automatisch naar het zomer- of winterbedrijf geschakeld.
15.1 Stand-bybedrijf
Om de installatie buiten dienst te stellen is het voldoende de
warmtepompmanager op "stand-bywerking" in te stellen. De vei-
ligheidsfuncties ter bescherming van de installatie, alsmede ten
behoeve van de vorstbescherming blijven zoals deze zijn.
WPL-A Premium
25