Storingen opheffen
( Tijdens voorbereidende handelingen
Mogelijke oorzaak
De camera schakelt niet in of de functieknoppen reageren niet.
De camera is uitgeschakeld.
De batterijen zijn verkeerd
geplaatst.
De batterijen zijn leeg.
De batterijen werken tijdelijk
niet wegens een te lage
temperatuur.
De camera staat in de
sluimerstand.
De camera is aangesloten op
een computer.
( Foto's nemen
Mogelijke oorzaak
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt.
De batterijen zijn leeg.
De camera staat in de stand
Weergeven.
De flitser is nog niet geheel
opgeladen.
De camera is uitgeschakeld.
Het interne geheugen of het
kaartje is vol.
De batterijen raakten leeg
tijdens het fotograferen of
terwijl de beelden in het
interne geheugen of op het
kaartje werden opgeslagen.
De geheugenindicator is vol.
Er is een probleem met het
kaartje.
De monitor schakelt niet in.
Monitor is uitgeschakeld.
De zoeker van de monitor is lastig te zien.
Er heeft zich condens*
gevormd in de camera.
De helderheid van de monitor
is niet goed ingesteld.
Het zonlicht valt recht op de
monitor.
Oplossing
Druk op de POWER-knop om de camera in te
schakelen.
Plaats de batterijen op de juiste wijze in de camera.
Plaats nieuwe batterijen of laad de batterijen op.
Warm de batterijen op door deze een tijdje in uw zak
te houden.
Bedien de camera met de ontspanknop of
zoomknop.
Als de camera is aangesloten op een computer,
werkt deze niet.
Oplossing
Plaats nieuwe batterijen of laad de batterijen op.
Zet de functieknop op een andere stand dan q.
Laat de ontspanknop los en wacht tot de oranje LED
niet meer knippert voordat u de opname maakt.
Zet de functieknop in een andere stand dan q
en druk op de POWER-knop.
Steek een nieuw kaartje in de camera of wis
ongewenste foto's. Download belangrijke foto's naar
een computer voordat u beelden gaat wissen.
Plaats nieuwe batterijen of laad de batterijen op.
(Wacht tot de indicatie-LED Dataverkeer uitgaat als
deze knippert.)
Wacht tot de geheugenindicator weer ruimte heeft.
Zie "Foutmeldingen".
Druk meerdere keren op de y-knop om
de monitor in te schakelen.
Schakel de camera uit. Wacht tot de camera de
omgevingstemperatuur heeft aangenomen en
opgedroogd is.
Gebruik [s] om de helderheid aan te passen.
Scherm de monitor af met uw hand of gebruik de
zoeker.
Storingen opheffen
Zie blz.
Blz. 10
–
–
–
–
Blz. 73
Zie blz.
–
Blz. 5
Blz. 21
Blz. 10
Blz. 52, 72
–
–
Blz. 76
Blz. 37
10
–
Blz. 58
–
77
NL