Niemand mag het voertuig besturen zonder zich vertrouwd te hebben gemaakt met de werking en het juiste
gebruik van de bedieningen. Beginnende chauffeurs moeten een proefrit maken onder begeleiding van een
ervaren bestuurder voordat zij het voertuig alleen gaan besturen.
Om veilig gebruik van het voertuig te verzekeren, moet u alle beschreven procedures stipt volgen. Lees alle
instructies en zorg dat u ze begrijpt alvorens u het voertuig bestuurt.
HET VOERTUIG STARTEN
1. Lees de instructies inzake de bediening en zorg dat u ze begrijpt. Lees de veiligheidswaarschuwingen
op het dashboard en/of boven de pedalen.
2. Zorg ervoor dat de lading goed bevestigd is.
3. Zorg ervoor dat iedereen zit en zich vasthoudt aan de handgrepen van de zitting of de handrelingen. De
bestuurder moet met beide handen het stuur vasthouden.
4. Zorg ervoor dat de wielen in de gewenste richting gedraaid zijn en dat niets de weg verspert.
5. Start het voertuig:
Elektrische voertuigen en pedal-start-voertuigen met benzinemotor:
5.1 Draai de sleutel in de stand AAN.
5.2 Kies de rijrichting door de vooruit-/achteruithendel in de gewenste stand te plaatsen (F = vooruit,
R = achteruit). Wanneer de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar in ACHTERUIT (R) staat, geeft
een zoemer een waarschuwingssignaal.
5.3 Druk langzaam het gaspedaal in. De parkeerrem wordt automatisch uitgeschakeld en het voertuig
zet zich in beweging. Als u het gaspedaal blijft indrukken, gaat het voertuig sneller rijden tot het de
maximumsnelheid bereikt. Zie volgende WAARSCHUWING en OPMERKING.
Key-start-benzinevoertuigen:
5.4 Zorg ervoor dat de vooruit-/achteruithendel in VRIJ (N) staat.
5.5 Druk het rempedaal in en houd het ingedrukt.
5.6 Draai de contactsleutel helemaal tot aan START en laat hem los nadat de motor is gestart. De
motor draait stationair wanneer de vooruit-/achteruithendel in de stand VRIJ staat.
5.7 Terwijl u het rempedaal ingedrukt houdt, plaatst u de vooruit-/achteruithendel in de gewenste stand
(F = vooruit, R = achteruit). Wanneer de ACHTERUIT (R) is ingeschakeld, geeft een zoemer een
waarschuwingssignaal.
5.8 Laat het rempedaal los en druk langzaam het gaspedaal in. De parkeerrem wordt automatisch uit-
geschakeld en het voertuig zet zich in beweging. Als u het gaspedaal blijft indrukken, gaat het voer-
tuig sneller rijden tot het de maximumsnelheid bereikt. Zie volgende WAARSCHUWING en
OPMERKING.
ý
WAARSCHUWING
• De bestuurder moet bij het afdalen van hellingen de snelheid beperken.
Alleen IQ System- en IQ Plus-voertuigen:
• Afremmen op de motor met 'ingedrukt pedaal' of met 'niet-ingedrukt pedaal' kan worden
gebruikt om tijdens afdalingen de snelheid te beperken. Steil terrein of andere omstandig-
heden kunnen het echter nodig maken om niet alleen de motorrem, maar ook het rempedaal
te gebruiken.
Alleen benzinevoertuigen:
• Schakel het voertuig nooit uit VOORUIT (F) wanneer u een helling afdaalt. U zult niet in ACH-
TERUIT (R) en evenmin opnieuw in VOORUIT (F) kunnen schakelen zonder te stoppen.
• Druk bij het afdalen van een helling het rempedaal, indien nodig, in en druk het gaspedaal
gedeeltelijk in. Wanneer het gaspedaal gedeeltelijk ingedrukt is, zal de toerenregelaar zorgen
dat de motor de snelheid bij het afdalen helpt te beperken.
Handleiding voor de eigenaar van een transportvoertuig van 2006
Rij-instructies
Pagina 35