• Gaspedaal voor key-start-voertuigen: Wanneer u de motor gestart hebt met behulp van het contact-
slot en de vooruit-/achteruithendel op VOORUIT (F) geplaatst hebt, moet bij het indrukken van het gas-
pedaal het voertuig vlot versnellen en de maximumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het
gaspedaal moet het naar de oorspronkelijke stand terugkeren en moet de motor stationair draaien.
• Toerenregelaar: Controleer de maximumsnelheid van het voertuig. Alle DS Villager 4-voertuigen
moeten op vlak terrein 19-24 km/u (12-15 mph) rijden. De TransPorter-, de Villager 6- en Villager 8-
voertuigen (met benzinemotor) moeten op vlak terrein 23-26 km/u (14-16 mph) rijden.
RIJ-INSTRUCTIES
ý
WAARSCHUWING
• Alleen zij die een geldig rijbewijs hebben, mogen het voertuig besturen.
• Voordat u iemand het voertuig laat gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de bestuurder ver-
trouwd is met alle bedieningen en gebruiksaanwijzingen.
• Het voertuig mag niet meer dan twee inzittenden per bank vervoeren.
• Laat niemand op het laadplatform zitten.
• Het voertuig is niet speciaal uitgerust voor gehandicapten:
– Zorg ervoor dat de bestuurder het voertuig volkomen kan bedienen vóórdat hij het gebruikt.
– Vergewis u ervan dat alle passagiers zich in een voertuig aan iets kunnen vasthouden vóór-
dat u hen laat meerijden.
• Voor nachtelijk gebruik moet het voertuig uitgerust worden met koplampen, achterlichten en
reflectoren.
• Breng het voertuig tot stilstand voor u de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar verplaatst.
Dit nalaten kan onoplettende passagiers verwonden en/of het voertuig beschadigen.
• Ga niet voor of achter het voertuig staan, om te voorkomen dat u aangereden wordt.
• Laat geen kinderen zonder toezicht achter op het voertuig.
• Bestuur het voertuig uitsluitend vanuit de bestuurdersplaats.
• Om te voorkomen dat ze uit het rijdende voertuig vallen, moeten de passagiers altijd blijven
zitten en zich aan de handgrepen van de zitting of de relingen vasthouden. De chauffeur moet
tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden.
• Voorkom ernstige verwondingen door heel uw lichaam binnen het voertuig te houden.
• Rijd langzaam in bochten om te voorkomen dat het voertuig omkantelt.
• Rijd bij het bestijgen of afdalen van hellingen langzaam en in rechte lijn om te voorkomen dat
het voertuig omkantelt. Gebruik het voertuig nooit op hellingen met een hellingspercentage
van meer dan 20%.
• Breng een geladen voertuig nooit op een helling tot stilstand. Als een geladen voertuig op een
helling moet stoppen, moet u abrupt optrekken of achteruitrollen en onverhoeds stoppen ver-
mijden. Als u deze waarschuwing negeert, zou het voertuig kunnen omkantelen.
• Om een mogelijke verwonding van een nietsvermoedende passagier en/of beschadiging van
het voertuig te voorkomen, mag u nooit abrupt optrekken, stoppen of draaien.
• Pas uw snelheid aan de conditie van het terrein (bijvoorbeeld nat gras of oneffen terrein) aan,
om te voorkomen dat u de controle over het voertuig verliest of het voertuig doet kantelen.
• Gebruik het voertuig niet op de openbare weg. Het is niet gemaakt of bedoeld voor gebruik op
straat en mag niet worden geregistreerd voor gebruik op de openbare weg.
• Het voertuig mag uitsluitend door getrainde bestuurders en op voorgeschreven terreinen
worden gebruikt.
• Rijd niet onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen.
• Gebruik de remmen om snelheid te verminderen wanneer u van een helling rijdt.
Pagina 34
Handleiding voor de eigenaar van een transportvoertuig van 2006
Rij-instructies