HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS VAN DE MACHINE
10. Rijrichtingsindicator
Wanneer de giek in een van beide richtingen
voorbij de achterzijde wordt gezwenkt, gaat
de rijrichtingsindicator branden als de rijfunc-
tie wordt gekozen. Dit is een signaal voor de machinist om
te controleren of de rijbesturing in de juiste richting werkt
(d.w.z. situaties waarin de bedieningselementen zijn omge-
keerd).
3-20
11. Kruipsnelheidsindicator
Wanneer de functiesnelheidsregelaar in de
kruipstand wordt gezet, dient deze indicator
om aan te geven dat alle functies op de laagste
snelheid staan. Het lichtje knippert als het besturingssy-
steem de machine in de kruipsnelheid zet en brandt continu
als de machinist de kruipsnelheid kiest.
– JLG Hoogwerker –
3123538