Onderhoud van maaidek
Veiligheid van de messen
•
Versleten of beschadigde messen of ondermessen
kunnen breken en een stuk ervan kan naar u
of naar omstanders worden uitgeworpen en zo
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
•
Controleer op gezette tijden de maai-eenheden op
overmatige slijtage of beschadigingen.
•
Wees voorzichtig als u de maaidekken
controleert. Omwikkel de maaimessen of
draag handschoenen en wees voorzichtig
als u onderhoudswerkzaamheden aan de
messenkooien en ondermessen verricht. De
maaimessen en ondermessen mogen alleen
worden vervangen of geslepen; probeer ze nooit
te rechten of eraan te lassen.
•
Let op bij machines met meerdere maai-eenheden:
als u één messenkooi draait, kunnen andere
messenkooien ook in beweging komen.
Afstelling van contact
tussen snijplaat en
messenkooi controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact
tussen het ondermes en de messenkooi controleren,
ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere
maaibeurt aanvaardbaar was. Er moet over de volle
lengte een licht contact tussen de messenkooi en
het ondermes zijn (zie Contact tussen snijplaat en
messenkooi afstellen in de Gebruikershandleiding
van de maaidekken).
Maai-eenheden wetten
WAARSCHUWING
Contact met de messenkooien of andere
bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Houd vingers, handen of kleding uit de
buurt van de messenkooien of andere
bewegende onderdelen.
• Probeer de messenkooien nooit met uw
handen of voeten te draaien of aan te raken
terwijl de motor draait.
Opmerking:
Tijdens het wetten zijn de
voormaaidekken en de achterste maaidekken tegelijk
in werking.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de
motor af, stel de parkeerrem in werking en zet
de activerings-/blokkeringsknop op B
2.
Ontgrendel de stoel en til deze omhoog zodat u
bij de wethendels kunt komen
3.
Stel het contact tussen de messenkooi en het
ondermes af en zorg ervoor dat dit geschikt
is voor het wetten bij alle maaidekken; zie de
Gebruikershandleiding van het maaidek.
4.
Start de motor en laat deze op een laag
stationair toerental lopen.
GEVAAR
Wanneer u het toerental van de motor
tijdens het wetten verandert, kunnen de
messenkooien tot stilstand komen.
• Verander nooit het motortoerental
tijdens het wetten.
• Wet de messenkooien uitsluitend als
de motor laag stationair loopt.
5.
Kies met de voorste, achterste of beide
wethendels de messenkooien die moeten
worden gewet
GEVAAR
Om lichamelijk letsel te voorkomen, dient
u buiten het bereik van de maaidekken te
zijn voordat u verdere werkzaamheden
uitvoert.
6.
Zet de maai-/hefhendel in de M
zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op
B
. Zet de maai-/hefhendel naar voren
LOKKEREN
om te beginnen met wetten.
7.
Breng de wetpasta aan met een borstel met
lange steel.
Belangrijk:
Gebruik nooit een borstel met
een korte steel.
8.
Als de messenkooien blijven vastzitten of
instabiel worden tijdens het wetten, moet u het
toerental van de messenkooien verhogen totdat
de snelheid stabiliseert. Zet daarna het toerental
weer op de gewenste snelheid.
9.
Als u de maaidekken tijdens het wetten wilt
afstellen, schakelt u de messenkooien uit door
de maai-/hefhendel naar achteren te bewegen;
zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op
B
en zet de motor af.
LOKKEREN
Na de afstelling herhaalt u
8.
66
LOKKEREN
(Figuur
(Figuur
106).
AAISTAND
stappen4
tot en met
.
106).
en