Tegendruk van de hefarm
afstellen
U kunt de tegendruk op de hefarmen van het
achtermaaidek afstellen om de machine aan te
passen voor verschillende gazonomstandigheden en
ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in
zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag
is ontstaan.
U kunt elke tegendrukveer instellen op 4 verschillende
standen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk
op het maaidek met 2,3 kg ten opzichte van de vorige
stand. De veren kunnen op de achterkant van de
eerste actuator van de veer worden geplaatst om alle
tegendruk op te heffen (vierde stand).
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de
motor af, stel de parkeerrem in werking en
verwijder het sleuteltje.
2.
Breng een buis of vergelijkbaar voorwerp aan
over het lange veeruiteinde en draai ze rond
de actuator van de veer tot de gewenste stand
(Figuur
65).
VOORZICHTIG
De veren staan onder spanning en
kunnen persoonlijk letsel veroorzaken.
Wees voorzichtig bij het instellen van de
veren.
Figuur 65
1. Veer
3.
Herhaal deze procedure bij de andere veer.
g019276
2. Actuator van veer
De draaistand van de
hefarm instellen
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
laat de maai-eenheden zakken, stel de
parkeerrem in werking, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje.
2.
De schakelaar van de hefarm bevindt zich onder
de hydraulische tank achter de hefarm rechts
voor
(Figuur
66).
3.
Draai de bevestigingsschroeven van de
schakelaar los en zet de schakelaar lager om de
draaihoogte van de hefarm te verhogen of hoger
om de draaihoogte te verlagen
1. Schakelaar
4.
Draai de bevestigingsschroeven vast.
Werking van het
diagnoselampje
De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat
aangeeft dat het elektronische besturingssysteem
een storing gevonden heeft. Het diagnoselampje
bevindt zich op het InfoCenter, boven het display
(Figuur
67). Als de machine naar behoren werkt en
het contactsleuteltje naar de stand A
gedraaid, zal het diagnoselampje kort branden om
te tonen dat het werkt. Als er een melding wordt
weergeven, gaat het lampje branden. Als een
foutmelding wordt weergegeven, knippert het lampje
tot de fout is verholpen.
42
(Figuur
Figuur 66
2. Sensor van hefarm
/L
AN
OPEN
66).
g027937
wordt