Opmerking:
Bij modellen met vierwielaandrij-
ving moeten ook de achterwielen vrijkomen van
de grond.
3.
Draai de borgmoer op de afstelnok van de
tractie, rechts van de hydrostaat, los
Figuur 89
1. Borgmoer
WAARSCHUWING
De motor moet lopen terwijl u de laatste
afstelling van de afstelnok van de
tractie uitvoert. Dit kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
Houd uw gezicht, handen, voeten en
andere lichaamsdelen uit de buurt van de
geluiddemper, andere hete onderdelen
van de motor en draaiende onderdelen.
4.
Start de motor en draai de zeskantige moer van
de afstelnok in beide richtingen totdat de wielen
ophouden met draaien.
5.
Draai de borgmoer vast om de afstelling te
borgen.
6.
Zet de motor af, haal de assteunen weg en laat
de machine neer op de grond.
7.
Maak een proefrit met de machine om er zeker
van te zijn dat deze niet kruipt.
(Figuur
89).
g004147
2. Afstelnok voor tractie
Toespoor achterwiel
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsu-
ren—Controleer het toespoor van
het achterwiel.
1.
Draai het stuurwiel om de achterwielen recht
naar voren te laten wijzen.
2.
Draai de contramoeren aan de uiteinden van de
trommel van de tractiestang los
Opmerking:
met de groef op de buitenkant heeft een linkse
draad.
1. Contramoer
2. Trekstang
3.
Draai de trekstang. Gebruik hiervoor de
sleutelsleuf
4.
Meet de afstand bij de voorkant en achterkant
van de achterwielen ter hoogte van de as.
Opmerking:
van de achterwielen mag niet meer dan 6 mm
verschillen van die aan de achterkant van de
wielen.
5.
Herhaal deze procedure indien nodig.
58
(Figuur
Het uiteinde van de trekstang
Figuur 90
3. Sleutelsleuf
De afstand aan de voorkant
90).
g004136