Figuur 88
Onderhoud
aandrijfsysteem
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de bandenspanning. De voor- en
achterbanden moeten een spanning hebben van 0,83
tot 1,03 bar.
GEVAAR
Een te lage bandenspanning vermindert
de stabiliteit van de machine op hellingen.
decal117-0169
Hierdoor kan de machine omkantelen,
waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan
ontstaan.
Pomp de banden niet te zacht op.
Torsie van wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 250 bedrijfsuren
Haal de wielmoeren aan met 94 tot 122 N·m.
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie
zijn aangedraaid.
De tractie-aandrijving
afstellen voor de
neutraalstand
De machine mag niet kruipen als u het tractiepedaal
loslaat. Als de machine kruipt, moet u de
tractieaandrijving als volgt afstellen:
1.
Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat
de maai-eenheden neer, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje.
2.
Krik de voorkant van de machine op tot de
voorwielen vrijkomen van de vloer. Zorg ervoor
dat de machine steunt op de rustpunten van
de krik om te voorkomen dat de machine per
ongeluk valt.
57