De standen P, S, A en M
De standen P, S, A en M geven de beheersing over een aantal geavanceerde instellingen, waaronder
belichting (
52), witbalans en beeldoptimalisatie. Elk van deze standen geeft een ander soort rege-
ling van sluitertijd en diafragma:
Stand
Geprogrammeerd
P
automatisch
(
47)
Sluitertijdvoorkeuze
S
(
48)
Diafragmavoorkeuze
A
(
49)
M
Handmatig (
50)
Diafragmaring van het objectief
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is uitgerust met een diafragmaring (
ste diafragma (hoogste f/-getal). Type G objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de belichtingsstand
kan worden ingesteld met de diafragmaring van het objectief (in andere standen zal de sluiter worden geblok-
keerd). De belichtingsmeter van de camera, ISO auto en diverse andere functies kunnen niet worden gebruikt (
117).
Persoonlijke instellingen
Gebruik Persoonlijke instelling 7 (ISO auto;
te maken in de standen P, S, A en M. Persoonlijke instelling 10 (LW stapgrootte;
stappen die voor de belichtingsregeling worden gebruikt. Persoonlijke instelling 15 (Instelschijven;
bepaalt de rol die wordt gespeeld door de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf bij het instellen van slui-
tertijd en diafragma.
Beschrijving
De camera stelt sluitertijd en diafragma in voor een optimale belichting. Aanbevolen
voor snapshots en andere situaties waarin er weinig tijd is om camera-instellingen uit
te voeren.
De gebruiker kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat de beste belichting
geeft. Voor het bevriezen of onscherp weergeven van beweging.
De gebruiker kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat de beste belichting
geeft. Om de achtergrond onscherp te houden of om zowel voor- als achtergrond
scherp weer te geven.
De gebruiker regelt zowel de sluitertijd als het diafragma. Stel de sluitertijd in op 'bulb'
of '--' voor lange tijdopnamen.
88) om de automatische regeling van de ISO-gevoeligheid mogelijk
117), dient u deze te vergrendelen op het klein-
M
, waarin het diafragma handmatig
89) bepaalt de grootte van de
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M 45
91)