Leren werken met
de fotografeerstanden
P (stand P)
De camera selecteert de juiste
diafragmawaarde en sluitertijd voor het
onderwerp. Indien gewenst, kunnen ook
wijzigingen worden aangebracht aan
verschillende fotografeerinstellingen
zoals belichtingscorrectie.
M (stand M)
De camera selecteert automatisch
de optimale fotostand voor de
scène. De opnameomstandigheden
worden bepaald door de camera en
de instellingen kunnen niet worden
gewijzigd, met uitzondering van
bepaalde functies.
N (DIS-stand)
In deze stand kan de gebruiker
onscherpte verminderen die wordt
veroorzaakt door cameratrilling en
bewegingen van het onderwerp.
a (stand Supermacro)
Hiermee kunt u onderwerpen
fotograferen tot op 5 cm afstand.
De zoomstand is vergrendeld.
14 NL
s ( stand s)
U kunt steeds de beste stand gebruiken
voor het onderwerp en de scène.
De beste fotografeerinstellingen
voor diverse scènes zijn
voorgeprogrammeerd als substanden.
Opgelet: in bepaalde standen kunnen
functies beperkt zijn.
Bekijk de beschrijvingen in het scherm
voor substandselectie en selecteer de
gewenste substand.
P (stand P)
U kunt fotograferen met speciale
effecten.
Bekijk de testbeelden in het scherm
voor substandselectie en selecteer de
gewenste substand.
De beste fotografeerinstellingen voor
ieder effect zijn voorgeprogrammeerd.
Daarom kunnen bepaalde functie-
instellingen niet worden gewijzigd.
n (Filmstand)
U kunt een fi lm opnemen.
"Videobeelden maken" (Blz. 18)