Planningsinstructies
Verwarmingswarmtepompen algemeen
Transport
De warmtepomp mag bij het transport
slecht onder een hoek van max. 30º
(in elke richting) worden gekanteld.
Er moet worden vermeden, dat de
warmtepomp op één of andere
manier aan nattigheid of vocht wordt
blootgesteld.
De verwarmingswarmtepomp moet
gedurende het gehele bouwproces
tegen beschadigingen worden
beschermd.
Opstelling
De warmtepompen kunnen zonder
sokkel op een vlakke, gladde en
horizontaal oppervlak worden
opgesteld. De opstellingsruimte
moet droog en vorstbestendig zijn.
Ruimtes met een grote lucht-
vochtigheid zoals waskeukens enz.
zijn slechts voor een deel geschikt.
De minimumafstanden moeten bij alle
apparaten voor onderhouds- en
bedieningswerkzaamheden worden
aangehouden.
Ventilatie verwarmingsruimte
Door de geringe warmte-afgifte van
de warmtepomp blijft de verwarmings-
ruimte praktisch onverwarmd. Om een
hoge vochtigheid in de ruimte tegen te
gaan die schade aan de machine
veroorzaakt, moet een afsluitbare
ventilatie-opening van tenminste
2
100 cm
aanwezig zijn.
8
Geluidsemissies
Contactgeluiden via het verwarmings-
systeem en in het gebouw dienen
door consequent gebruik van flexibele
aansluitingen te worden vermeden:
•
Slangen voor aansluitingen aan
pijpleidingen.
•
Flexibele elektrische verbindingen.
•
Bij muurdoorvoeren direct contact
van de buizen t.o.v. de muur
vermijden
•
Bewegingsdempende
bevestigingen.
Bij de AQUATOP compactwarmte-
pompen is de geluidsdemping geheel
in het apparaat geïntegreerd.
Bij de normale uitvoeringen van
AQUATOP moeten de erbij geleverde
trillingsdempende steunen beslist
onder het apparaat worden geplaatst.
Bovendien moet een betonsokkel
waarbij aan alle zijden geluid ontstaat
door het lopen op vloeren waarbij
mogelijke geluidsoverdracht via het
gebouw kan ontstaan, worden
gedempt.
Hydraulische integratie
Voor elke warmtepomp bieden wij
verschillende hydraulische standaard-
schema's. De integratie volgens deze
varianten garandeert een probleem-
loze en veilige werking.
Voor de aansluiting van de warmte-
pomp plaatsvindt moet het gehele
buizenstelsel van de installatie, bij
nieuwe- en oude installaties grondig
worden gespoeld. Restanten die in de
verwarmingsbuizen of in de
aardwarmtesondes / aardregister-
buizen (zie AWP T3) achterblijven
veroorzaken schade bij de warmte-
wisselaars en bedrijfsstoringen van de
WP. Men adviseert een vuilvanger in
de verwarmingsretourloop te monteren.
Elektrische aansluiting
De warmtepompen moeten volgens
het erbij geleverde aansluitschema
worden afgeschermd en op de
definitieve huisaansluiting worden
aangesloten (geen stroomonder-
brekingen door bouwwerkzaamheden,
fasewijziging). Na het beëindigen van
de bedradingswerkzaamheden mag er
geen proefloop plaatsvinden.
De warmtepomp dient elektrisch tegen
het inschakelen door onbevoegde
personen te worden beveiligd.
Elektrische aansluitwerkzaamheden
dienen slechts door een hiervoor
bevoegde vakman te worden
uitgevoerd.
Ingebruikneming
De ingebruikneming mag slechts door
ons gekwalificeerd vakkundig
personeel plaatsvinden, anders vervalt
de garantie. De ingebruikneming wordt
slechts bij verwarmingswarmtepompen
uitgevoerd:
•
Die waterzijdig compleet gevuld en
ontlucht zijn (warmtebron,
verwarming).
•
Met definitieve elektrische
aansluitleiding.
•
Als de elektricien en de
verwarmingsinstallateur aanwezig
zijn.
•
Die niet dienen voor het drogen
van de bouwmaterialen.
Is aan de hierboven vermelde voor-
waarden niet voldaan, vindt er geen
ingebruikneming plaats. De daardoor
ontstane kosten brengen wij eventueel
in rekening.
Worden deze planningsinstructies en
de bedrijfs- en montagehandleiding
niet in acht genomen, vervalt bij
schade aan de warmtepompen de
garantie.