Planningsinstructies
Koelen met de warmtepompinstallatie
Begripsverklaring:
Freecooling
De koelenergie wordt via de warmtebron
verkregen (aardsondes, grondwater
etc.). Daarbij wordt de diepere
temperatuur van de bron gebruikt en
de overbodige warmte van het gebouw
aan de warmtebron afgegeven.
De warmtepomp zelf is voor dit soort
koeling niet actief. De warmtefunctie
(bijv. warmwaterproductie) en
koelfunctie kunnen daarom gelijktijdig
worden gebruikt. Het koelvermogen
wordt alleen door de warmte-
uitwisseling van de beide vloeistoffen
(bron / koelkring) bereikt.
Daarbij zijn de bronnenpomp en de
koelcirculatiepomp actief.
In de warmtebron wordt een aan-
vullende warmtewisselaar gemonteerd
om de uitwisseling te garanderen.
Dit soort koeling is een wat bedrijfs-
kosten betreft gunstige koeling, omdat
alleen de stroom voor de circulatie-
pompen moet worden verrekend.
Dit koelvermogen is echter beperkt,
omdat de bron niet eindeloos energie
opneemt en kan afgeven. Vaak is het
vermogen niet voldoende om aan de
volledige koelbehoefte te voldoen.
Een koeleffect resp. een merkbare
verandering van de ruimtetemperatuur
kan in elk geval worden bereikt.
Koelvermogen en - energie uit de
bodem
Behalve het temperatuurverschil tussen
bodem en ruimtetemperatuur moeten
het beschikbare resp. nuttig ont-
trekkingsvermogen en de koelenergie
voor de koeling in acht worden
genomen.
Hierna wordt een maatindeling voor
buizen Ø 32 mm als richtinformatie
genoemd; concreet zijn echter de
waarden van de bureaus voor
geologische beoordeling maatgevend.
Aardwarmtesondes verticaal
Aardregister horizontaal
Active cooling
De koelenergie wordt actief, d.m.v.
warmtepomp voor koeldoeleinden
geproduceerd.
Daarbij wordt bij het koelen een
procesommekeer gemaakt. In dit geval
wordt de warmte-afgiftezijde
(condensator) warmteopname-kant
(verdamper).
De warmtepomp functioneert in deze
fase als een koelkast.
In tegenstelling tot freecooling moet de
compressorenergie ook worden gebruikt.
De koel- en verwarmingsfunctie kan
niet tegelijkertijd plaatsvinden.
Opdat de warmtepomp niet te veel
in- en uitschakelingen en om-
schakelingen naar de warmwater-
productie krijgt, is in elk geval het
gebruik van een koelopslag aan te
bevelen. Al naar gelang het installatie-
concept kan de verwarmingsopslag
ook als koelopslag worden gebruikt.
Algemene aanwijzingen m.b.t. koeling
1.
De koelfunctie moet in elk geval
worden gecontroleerd. Indien de
ruimtetemperatuur onbeperkt wordt
gekoeld, veroorzaakt dit afscheiding
van condenswater. Dit wederom
kan schade aan onderdelen ver-
oorzaken. De voorlooptemperatuur
samen met de vochtigheid moeten
worden gecontroleerd (dooipunt-
temperatuurcontrole).
2.
Voor de koeling moet en dat is
gunstig, een eigen koelcircuit
worden gepland. Dit kan bijv. met
een koeldeken of een ventilatie-
installatie worden gecombineerd.
Voor kleinere comfortaanspraken,
waarbij een koeleffect voldoende is,
is ook een gedeeltelijke koeling via
de vloerverwarming of convectoren
mogelijk.
3.
De waterdoorstroming moet
gegarandeerd zijn, omdat anders
geen koeling kan plaats vinden.
Bij koeling via de verwarmings-
vlakken moeten thermostatische
afzonderlijke regelingen worden
gebruikt, die op koelfunctie kunnen
worden omgeschakeld. Verder zijn
de kleppen in de zomer gesloten
en kan er niet worden gekoeld.
Onttrekkingsvermogen
ca. 30W/m
2
ca. 15W/m
Koelenergie/jaar
20 - 30 kWh/m/a
2
10 - 20 kWh/m
/a
Maatregelen ter reductie van het
gebouw-koelvermogen
Het vermogen voor de ruimtekoeling
blijkt uit de som van de afzonderlijke
ruimtebehoefte. Is de koelbehoefte
hoger dan het ter beschikking staande
koelvermogen, kunnen volgende
maatregelen voor de reductie worden
ingezet:
1.
De directe zoninstraling door het
raamoppervlak kan door geschikte
bouwkundige maatregelen worden
verminderd (rolluiken,
zongordijnen, jalouzieën).
2.
Vaak is de zonne-instraling van de
vertrekken vanwege de ver-
schillende windstreken ver-
schillend. Dus het gehele koel-
vermogen mag niet tegelijkertijd ter
beschikking staan. Hierdoor kan
de maximale gelijktijdige koel-
behoefte reduceren.
3.
Door nachtelijke onderdeelkoeling
kan de koelbehoefte overdag
omlaag.
Berekening van het koelvermogen
De berekening van het koelvermogen
vindt plaats volgens de specifieke voor
het land geldende normen.
Daarbij maakt men onderscheid tussen
intern koelvermogen (bijv. afvalwarmte
van apparaten, personen, verlichting)
en het externe koelvermogen (zonne-
instraling, warmtewinst door onder-
delen en ventilatiewinst door de
buitenlucht).
De geraamde berekening volgens HEA
kan voor approximatieve berekeningen
worden gebruikt. Daarbij moeten echter
de voorwaarden n.a.v. de volgende
pagina's in acht worden genomen.
In het uitvoeringsstadium moeten de
berekeningen volgens de specifieke
normen van de landen worden
uitgevoerd.
15