Probleem
De differentieelvergrendeling werkt niet.
Het gras wordt gescalpeerd.
Het onderste mes is overmatig versleten.
De motor start niet met het
contactsleuteltje.
De accu heeft geen stroom.
Het systeem van de hydraulische olie is
oververhit.
Het remsysteem werkt niet correct.
Mogelijke oorzaak
1. De schakelaar is beschadigd.
2. De magneetklep is beschadigd.
3. De bedrading is beschadigd/versleten.
1. De grond is te oneffen voor de
maaihoogte-instelling.
2. De maaihoogte is te klein.
1. Het onderste mes maakt te veel
contact met de grond.
2. De snijranden van de maaicilinder
en/of het onderste mes zijn bot.
3. De cilinder maakt te veel contact met
het onderste mes.
4. Een maaicilinder of onderste mes is
beschadigd.
5. De grond is zeer ruw.
1. De interlockschakelaar transmissie in
vrijstand is niet geactiveerd.
2. De interlockschakelaar van de
parkeerrem is niet geactiveerd.
3. De interlockschakelaar van de
maaiaandrijving is niet geactiveerd.
4. Er is een slecht elektrisch contact.
1. Er is een accuklem los of verroest.
2. De riem van de wisselstroomdynamo
zit los of is versleten.
3. De accu is leeg.
4. Er is een kortsluiting in het elektrische
systeem.
1. Er is een scherm verstopt.
2. De ribben van de oliekoeler zijn
vuil/geblokkeerd.
3. De radiateur van de motor is
vuil/geblokkeerd.
4. De ontlastklep is te laag ingesteld.
5. Het oliepeil is te laag.
6. De remmen zijn ingeschakeld.
7. De maaicilinders drukken tegen de
onderste messen.
8. Een ventilator of ventilatoraandrijving
werkt niet.
1. Er is een rem van de wielmotor defect.
2. De remschijven zijn versleten.
49
Remedie
1. Schakelaar controleren en indien nodig
vervangen
2. Magneetklep onderhoudsbeurt geven
of vervangen.
3. Bedrading/aansluitingen controleren
indien dit nodig is.
1. Maai-eenheden met zweefstand
gebruiken.
2. Vergroot de maaihoogte.
1. Vergroot de maaihoogte.
2. De randen wetten of slijpen.
3. Stel het contact van de cilinder met het
onderste mes af.
4. Onderdelen slijpen of vervangen indien
dit nodig is.
5. Vergroot de maaihoogte.
1. Neem uw voet van de pedalen
vooruit/achteruit of controleer de
afstelling van de interlockschakelaar
transmissie in vrijstand.
2. Zet de schakelaar van de parkeerrem
in de ingeschakelde stand.
3. Zet de maaidekschakelaar in de stand
Uit.
4. Zoek het slechte elektrische contact en
verhelp het probleem.
1. Klemmen reinigen en vastzetten. Accu
opladen.
2. Stel de spanning af of vervang de riem;
raadpleeg de gebruikershandleiding.
3. Accu opladen of vervangen.
4. Zoek de kortsluiting en los het
probleem op.
1. Reinig het scherm.
2. Reinig de ribben.
3. Reinig de radiateur.
4. De ontlastklep laten nakijken. Neem
contact op met uw erkende distributeur.
5. Vul het reservoir tot het vereiste peil.
6. Schakel de remmen uit.
7. Pas de instellingen aan.
8. De werking van de ventilator
controleren en onderhoudsbeurt
vereist.
1. Neem contact op met uw erkende
distributeur.
2. Vervang de remschijven; neem contact
op met uw erkende distributeur.