De interlockschakelaar van de
maaiaandrijving controleren
1.
Zet de motor af.
2.
Zet de schakelaar van de maaiaandrijving op
U
en draai het contactsleuteltje op I. Het
IT
indicatielampje van de maaiaandrijving mag niet
gaan branden.
3.
Zet de schakelaar op vooruit.
Opmerking:
Het indicatielampje mag niet
gaan branden en de motor mag niet starten als
het contactsleuteltje wordt omgedraaid. Herhaal
dit met de schakelaar op achteruit.
De interlockschakelaar van de
parkeerrem controleren
1.
Zet de motor af.
2.
Stel de parkeerrem in werking.
3.
Draai het contactsleuteltje op I. Het
indicatielampje van de parkeerrem moet gaan
branden.
4.
Zet de parkeerrem vrij. Het indicatielampje moet
doven en de motor mag niet starten als het
contactsleuteltje wordt omgedraaid.
5.
Stel de parkeerrem in werking, ga in de
bestuurdersstoel zitten en start de motor.
6.
Zet de parkeerrem vrij.
7.
Sta op uit de bestuurdersstoel en controleer of
de motor afslaat.
De interlockschakelaar
transmissie in vrijstand
controleren
1.
Zet de motor af.
2.
Neem uw voet van de pedalen vooruit/achteruit.
3.
Draai het contactsleuteltje op stand I. Het
indicatielampje Transmissie in vrijstand moet nu
gaan branden.
4.
Druk de pedalen vooruit en achteruit lichtjes in
om te controleren of het indicatielampje uitgaat.
Opmerking:
Controleer grondig of de ruimte rond
de machine veilig is, voordat u controleert of de motor
onder deze omstandigheden inderdaad niet start.
De verdeelkleppen controleren
1.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en start
de motor.
2.
Zet de schakelaar van de maaiaandrijving in de
voorste stand.
3.
Laat de maaidekken neer op de grond.
Opmerking:
ingeschakeld wanneer de maaidekken zich
ongeveer 300 mm boven de grond bevinden.
4.
Breng de maaidekken omhoog.
Opmerking:
uitgeschakeld wanneer de maaidekken zich
ongeveer 300 mm boven de grond bevinden.
Als de verdeelkleppen niet naar behoren werken,
dient u contact op te nemen met een erkende Toro
verdeler.
De maaihoogte instellen
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de
maai-eenheid voor informatie over het instellen van
de maaihoogte.
De stand van een maaidek
afzonderlijk bedienen
De maaidekken kunnen onafhankelijk worden
opgeheven of neergelaten met behulp van de 3
hefhendels.
1.
Om de maaidekken neer te laten, beweegt u de
hefschakelaar omlaag en laat u vervolgens los
(Figuur
26).
Opmerking:
ingeschakeld wanneer de maaidekken
zich ongeveer 300 mm boven de grond
bevinden. De maaidekken zijn nu ingesteld op
zwevende modus en volgen de vorm van het
grondoppervlak.
Belangrijk:
De hefhendels moeten tijdens
het rijden zijn vergrendeld in stand 1. Maai
niet met de hefhendels in stand 2.
1. Stand 1 -
omlaag/zweefstand
2. Stand 2 - neutraal
3. Stand 3 - omhoog
Opmerking:
verschillende maaidekken naargelang
24
De cilinderaandrijving wordt
De cilinderaandrijving wordt
De cilinderaandrijving wordt
Figuur 26
4. Linker hefhendel
5. Middelste hefhendel
6. Rechter hefhendel
De hefhendels besturen
g029259