5.6 Capaciteitsmeting
➭ Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af dat
u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
➭ Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Condensatoren moeten altijd ontladen zijn om gemeten te kun-
nen worden.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de gelijkspan-
ningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
➭ Zet de draaischakelaar op „
➭ Sluit het (ontladen!) testobject met meetleidingen zoals afge-
beeld aan op de bussen.
Opmerking
Gepolariseerde condensatoren moeten met de „–" pool
aangesloten worden op de bus „".
Parallel met de condensator liggende weerstanden en half-
geleidertrajecten vervalsen het meetresultaat!
Als er kortsluiting op de bus is, verschijnt "OL" in beeld.
Opmerking
Deze functie moet vooral worden gebruikt voor het meten
van componenten. In telecommunicatiesystemen verdient
de speciale capaciteitsmeting aanbeveling, zie hoofdstuk
6.4
GMC-I Messtechnik GmbH
".
Metingen V/Hz – –
5.6.1 Kabellengtemeting m
In de kabellengtemodus berekent het apparaat de lengte als een
functie van de capaciteitswaarde die door de gebruiker is inge-
voerd:
gemeten capaciteit (nF)
Lengte (km) =
Capaciteitswaarde (nF/km)
Voorbereiding en uitvoering, zoals bij de capaciteitsmeting.
➭ Druk hier op de multifunctionele knop FUNC | ENTER.
„k" en "m" verschijnen voor km lengte in plaats van "F" op het
display.
Om de schaalfactor "CAP" (capacitieve kabelparameters) voor het
meten van de kabellengte in te stellen, zie hoofdstuk 7.4.
Opmerking
Bij het bepalen van de kabellengtes moet u ervoor zorgen
dat de kabelparameters (bv. de doorsnede) identiek zijn.
Verschillen in de kabelparameters, bijv. bij samengestelde
kabels van een ander type kabel of doorsnede vervalsen het
meetresultaat.
Opmerking
Deze functie moet vooral worden gebruikt voor het meten
van componenten. In telecommunicatiesystemen wordt de
speciale kabellengtemeting aanbevolen, zie hoofdstuk 6.4.1
– Temp –
– m – A/Hz
35