Waterzijdige verbindingen van de condensaatpomp
Het reservoir wordt met de aansluiting van de conden-
saatdruipbak van de binnenunit verbonden via een door
de gebruiker beschikbaar te stellen slang (20 mm Ø).
De in de fabriek gemonteerde flexslang van de conden-
saatbak moet gedemonteerd worden.
De meegeleverde ontluchtingsslang is voor een goed
functioneren van het reservoir absoluut noodzakelijk.
Het uiteinde van de ontluchtingsslang moet minstens op
een hoogte zijn met de condensaatbak om een over-
lopen te verhinderen. De bijgevoegde metaalklem dient
om de slang, zoals voorgeschreven en vereist, verticaal
te bevestigen.
De slang mag niet doorhangen, om luchtinsluiting te
voorkomen.
Condens-
Kondensatab-
afvoerslang
laufschlauch
Pomp
Pumpe
De 6 mm (binnendiameter) dikke slang wordt met een
hoogteverschil van max. 6 meter naar de afvoer gelegd.
Als de pomp buiten het apparaat geїnstalleerd wordt,
mag het hoogteverschil tussen onderkant van het
apparaat en de daarboven gemonteerde pomp niet
groter dan 3 m zijn. De condensafvoerslang dient naar
mogelijkheid verticaal naar boven te worden gelegd.
Reservoir en pomp worden met de lange zuigslang en de
insteekbare sensorkabel van het reservoir verbonden.
Om een geluidsarm pompbedrijf te garanderen dient de
zuigslang naar mogelijkheid niet te worden ingekort.
Elektrische aansluiting van de condensaatpomp
Onder de slangaansluitingen bevindt zich de elektrische
aansluitruimte, die met een afschroefbare deksel is
gesloten.
De pomp is uitgerust met een alarmcontact dat de
binnenunit afschakelt en bovendien een door de
gebruiker te installeren storings-/alarmmelding kan
aansturen.
De elektrische aansluitingen mogen alleen door bevoegd
en gekwalificeerd personeel overeenkomstig de
geldenden voorschriften worden uitgevoerd.
Neem voor de opstelling en inbedrijfstelling de plaatselijk
geldende toepassingsrichtlijnen en de voorschriften van
de plaatselijke nutsbedrijven in acht.
G
Gebruik in ieder geval een veiligheidsschakelaar of
relais voor het afschakelen van de buitenunit!
Ontluchtingsslang
Entlüftungsschlauch
(kort)
(kurz)
Druipbak
Tropfwanne
Reservoir
Reservoir
Zuigslang
Ansaugschlauch
(lang)
(lang)
Inbedrijfstelling van de condensaatpomp
Controleer, voordat de pomp in bedrijf genomen wordt,
het juiste functioneren en de dichtheid van de gelegde
leidingen.
1. Schakel de spanningsvoeding van de pomp aan.
2. Giet gedestilleerd water in de condensaatopvangbak,
tot de pomp door het reservoir ingeschakeld wordt.
Bij de eerste of her-inbedrijfstelling kan de pomp een
sterker geluid produceren. Na een korte looptijd zal
het geluid zich echter normaliseren.
3. Let op dat de pomp automatisch afschakelt als het
water uit het reservoir gepompt is.
4. Als u bij de inbedrijfstelling een hoge geluidsont-
wikkeling vaststelt, door vibratie van de slangen,
moeten de slangen met schuimstof worden
geїsoleerd.
Het gebruik van diffusiedichte, warmte geїsoleerde
slangen helpt druipwatervorming te voorkomen.
5. Controleer de juiste werking van het alarmcontact
door de hoeveelheid water drastisch te vergroten.
Het alarmcontact moet het apparaat uitschakelen.
Voorbereiding van de
inbedrijfstelling
Na de succesvolle drukproef moet de vacuumpomp
door middel van de manometerset aan de ventielaan-
sluitingen van de buitenunit (zie hoofdstuk „Dichtheids-
controle") worden aangesloten en moet er een vacuum
worden gecreërd.
Voor de eerste inbedrijfstelling van het apparaat en na
werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit moeten de
volgende controles worden uitgevoerd:
Controleer of de koudemiddelleidingen, de buiten-
à
unit en de binnenunit volledige vrij zijn van restvocht.
à
Controleer de koudemiddelleidingen en de afsluiters,
bij stilstand van de apparaten, met lekzoekspray of
zeepwater op dichtheid.
Controleer of de elektrische verbindingen tussen
à
binnenunit en buitenunit correct zijn aangesloten.
Controleer of de elektrische stuurleiding stevig op de
à
klemmen is aangesloten.
Leidingen die niet goed of vast met de klemmen zijn
verbonden kunnen brand veroorzaken.
Controleer de koudemiddelleidingen en de isolatie
à
op beschadiging.
Controleer alle bevestigingen, ophangingen e.d. op
à
een goede houvast en correct niveau.
Als de enkele lengte van de koudemiddelleiding
G
langer dan 5 meter is, moet extra koudemiddel in
de installatie bijgevuld worden.
23