VOORZICHTIG
Als de motor heeft gelopen, kan de
hete koelvloeistof, die onder druk staat,
ontsnappen indien de radiateurdop
wordt verwijderd. Dit kan brandwonden
veroorzaken.
• Verwijder de radiateurdop nooit als de
motor loopt.
• Gebruik een doek als u de
radiateurdop verwijdert en draai
de dop langzaam open om de stoom
te laten ontsnappen.
Figuur 17
1. Expansietank
2.
Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur.
De radiateur moet worden gevuld tot de
bovenkant van de vulbuis en de expansietank
tot de VOL-markering
3.
Als het koelvloeistofpeil te laag is, moet
u bijvullen met een oplossing die half uit
water, half uit ethyleenglycol-antivries bestaat.
Gebruik geen koelvloeistoffen op basis van
alcohol/methanol of alleen water.
4.
Plaats de doppen van de radiateur en de
expansietank terug.
Brandstoftank vullen
Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof
of biodiesel met een laag <500 ppm) of ultralaag
(<15 ppm) zwavelgehalte. Het cetaangetal moet
minimaal 40 zijn. Koop brandstof in hoeveelheden die
g009702
(Figuur
17).
binnen 180 dagen kunnen worden gebruikt zodat u
altijd verse brandstof heeft.
Inhoud brandstoftank: 83 liter.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij
temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof
(nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen
beneden -7 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof
bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en
een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en
vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen
boven -7 °C zal bijdragen aan een langere
levensduur van de pomp dan bij gebruik van
winterdieselbrandstof.
Belangrijk:
Gebruik geen kerosine of benzine
in plaats van dieselbrandstof. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden
tot beschadiging van de motor.
WAARSCHUWING
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan dampen kan
leiden tot ernstig letsel en ziekte.
• Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
• Houd uw gezicht uit de buurt van een
vulpijp en de brandstoftank of een blik met
conditioner.
• Houd brandstof uit de buurt van ogen en
huid.
Geschikt voor biodiesel
Deze machine kan ook gebruik maken van een
dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80%
petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of
ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
•
Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen
aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214.
•
Het dieselmengsel moet beantwoorden aan
ASTM D975 of EN 590.
•
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd
door biodiesel.
•
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met
een lager percentage in koud weer.
•
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen,
die in contact met brandstof komen, omdat zij in de
loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
•
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop
van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt
op een biodieselmengsel.
•
Neem contact op met uw leverancier als u
informatie over biodiesel wenst.
27