BETEKENIS VAN DE LEDS VAN DE IP/GSM-MODULE
Art. VEDOGSM (protocol < = 004)
Naam Functie
Rode led: GSM-communicatie. Deze led knippert
wanneer er gegevens via het GSM- of GPRS-netwerk
DL1
worden verzonden, bijvoorbeeld wanneer er een SMS
wordt ontvangen of wanneer bij het initialiseren de
netwerkregistratie plaatsvindt.
Continu verlichte rode LED: wanneer een reset
plaatsvindt, wanneer de module voor het eerst wordt
DL2
geconfigureerd en wanneer de module door de centrale
wordt gebruikt voor communicatie via GSM / GPRS.
Rode knipperende LED: in alle andere omstandigheden.
DL3 Groene led: seriële communicatie module. Licht kort op
wanneer de module met de centrale communiceert.
Groene led: seriële communicatie module. Licht kort op
DL4
wanneer de module met de centrale communiceert.
Rode led uit: geen netwerk (bijv. als de antenne of
simkaart ontbreken)
Rode led brandt: draadloze verbinding actief. Met vier
verschillende intensiteiten wordt informatie over het niveau
DL5
van het GSM-bereik gegeven. De module kan functioneren
wanneer dit indicatielampje aan is. (vanaf firmwareversie
2.2.1 van de centrale is deze signalering alleen zichtbaar
als jumper JP7 "Service" is ingeschakeld).
Art. VEDOGSM (protocol > = 004)
Naam Functie
Groene led: seriële communicatie module. Licht kort op
DL1
wanneer de module met de centrale communiceert.
Groene led: seriële communicatie module. Licht kort op
DL2
wanneer de module met de centrale communiceert.
DL3 Rode LED uit: De module werkt niet.
Rode led knippert snel (64ms On/ 800ms Off): De module
is niet met het netwerk verbonden
Rode led knippert langzaam (64ms On/ 2000ms Off): De
module is verbonden met het netwerk
Rode led: GSM-communicatie. Deze led knippert wanneer
er gegevens via het GSM- of GPRS-netwerk worden
DL4
verzonden, bijvoorbeeld wanneer er een SMS wordt
ontvangen of wanneer bij het initialiseren
de netwerkregistratie plaatsvindt.
JUMPERS VOOR CONFIGURATIE
Art. VEDOGSM
protocol <= 004
Naam Functie
Indien uitgeschakeld,
P1
gaan de LEDS uit
P2 Gereserveerd
P3 Gereserveerd
DE GSM-MODULE MONTEREN
Zorg ervoor dat de voeding naar de kaart waarop u de module wilt
monteren is uitgeschakeld.
BELANGRIJK:
bij
uitbreidingsmodules mag er geen voeding (van de voedingseenheid
of batterij) aanwezig zijn, anders kunnen de kaart van de centrale
en de uitbreidingsmodule die geplaatst of verwijderd moet worden
permanent beschadigd raken.
Plaats de kunststof afstandhouders in de daarvoor bestemde
openingen. Zorg ervoor dat de connector van de module op de
juiste wijze in de connector MOD5 (zie pag. 12), van de centrale is
geplaatst. Voer zoveel druk uit dat de afstandhouders zich in de GSM-
uitbreidingskaart vastklemmen en dat de connector bijna volledig is
ingevoerd.
16
Art. VEDOGSM
protocol >= 004
Naam Functie
Indien uitgeschakeld,
LED
gaan de leds uit
DBG Gereserveerd
RSDV Gereserveerd
het
monteren
en
demonteren
Nadat u de module correct hebt gemonteerd, de antenne die u
wilt gebruiken aansluiten door de connector van de kabel op de
goudkleurige connector van de GSM-module vast te draaien.
Alvorens de module te gebruiken, dient u deze te activeren via
de software Safe Manager. Als de module is ingeschakeld
maar niet is verbonden, wordt er een fout gegenereerd.
Het is belangrijk dat de antenne correct wordt aangesloten
en dat de connector volledig is aangedraaid.
Detectie van de aanwezigheid van de antenne is alleen
mogelijk
wanneer
gebruikt. In alle andere gevallen dient de detectie van de
aanwezigheid van de antenne uit de opties van de GSM-
communicatie te worden uitgesloten.
PLAATSING ANTENNE MET BEHUIZING ART. BOXMETAL
OK!
BELANGRIJK: plaats de antenne buiten de behuizing met behulp
van de speciale antenne-uitgang
Plaats de antenne niet op metalen oppervlakken
van
PLAATSING ANTENNE MET BEHUIZING ART. BOXPLASTIC
de
bijgeleverde
antenne
NEE!
wordt