9.
ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN
VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE
AANSLUITING
Bedradingsmethode
Waarschuwing voor het bedraden
• De binnenunits in hetzelfde systeem kunnen op de voed-
ingsspanning van één hoofdschakelaar worden aangeslo-
ten. De hoofdschakelaar, de overspanningsschakelaar en de
bedrading moeten echter voldoen aan de desbetreffende
wetgeving.
• Gebruik voor aansluiting op het aansluitblok het ringtype
krimpaansluitingen met isolatiekous of voorzie de bedrading
van isolatie.
Geïsoleerde huls
Krimpringaansluitingen
• Wanneer het bovenstaande niet aanwezig is, moet het
onderstaande in acht worden genomen.
• Het is verboden om een 2-draads bedrading met twee ver-
schillende afmetingen naar het klemmenblok voor de voed-
ingsspanning te gebruiken.
Aansluiting van 2 draden
Aansluiting van 2
met dezelfde afmetingen
draden aan één
dient aan beide zijden
zijde is verboden.
plaats te vinden.
(Hierdoor kan een abnormale verhitting ontstaan wanneer de
bedrading niet goed is vastgezet.)
• Maak gebruik van de vereiste bedrading, sluit deze goed aan
en bevestig deze zodanig dat een externe kracht, die op de
aansluitingen kan inwerken, deze niet los kunnen maken.
• Gebruik een geschikte schroevendraaier om de aansluit-
ingsschroeven goed vast te draaien. Wanneer een verkeerde
schroevendraaier wordt gebruikt, kan de schroefkop besch-
adigd raken en kan de schroef niet goed vast worden
gedraaid.
• Wanneer een aansluiting te vast wordt vastgedraaid, kan
deze beschadigd raken. Raadpleeg onderstaande tabel voor
het aanhaalmoment van de aansluitingen.
Aansluitblok voor bedrading van
afstandsbediening en
transmissiebedrading
Klemmenblok voor de
voedingsspanning
Aardklem
• Verleg de bedrading zodanig dat de aardleider uit de
inkeping van de cupring naar buiten komt. (In het andere
geval kan het aardleidercontact onvoldoende zijn en kan het
aardingseffect verloren gaan.)
Nederlands
Bedrading
Aansluiting van draden
met verschillende
afmetingen is verboden.
Aanhaalmoment (N·m)
0,88 ± 0,08
1,47 ± 0,14
1,69 ± 0,25
• Bij gevlochten bedrading mag niet worden gesoldeerd.
Ring-type draadoog-aansluitingen
9-1 Aansluiten van transmissiebedrading, aardle-
iders en voor de bedrading van de afstands-
bediening
(1) Draai de twee bevestingsschroeven (2 st.) los terwijl het
deksel van de besturingskast wordt vastgehouden, en ver-
wijder daarna het deksel van de besturingskast.
(2) Zaag het gat uit en plaats de kunststof bus (10) (acces-
soire) aan de achterkant (metaalplaat).
(3) Sluit de transmissiebedrading door de kunststof buis (10)
(accessoire) heen aan op het klemmenblok (X2M: 3P)
waarbij de nummers (1 tot 3) met elkaar overeen moeten
komen en sluit de aardleider daarna aan op de aardleider-
aansluiting.
Nadat dit is gedaan, moet met behulp van de meegeleverde
kabelbinder (11) en klem (4) de bedrading, zonder dat
kracht op de aansluitingen van de bedrading wordt uit-
geoefend, worden opgebonden.
(4) Sluit de bedrading van de afstandsbediening aan die vanaf
het gat naar de aansluitingen (P1 en P2) van het klemmen-
blok (X1M: 4P) loopt. (Er is geen polariteit.)
Nadat dit is gedaan, moet met behulp van de meegeleverde
kabelbinder (11) en klem (4) de bedrading, zonder dat
kracht op de aansluitingen van de bedrading wordt uit-
geoefend, worden opgebonden.
Cupring
Inkeping
12