Bediening
De batterijen in de afstandsbediening plaatsen
Voor de eerste ingebruikname moeten de meegelever-
de batterijen (2 stuks, type AAA) in de afstandsbedie-
ning geplaatst worden.
Open daarvoor de afdekking van het batterijenvakje
aan de achterkant van de afstandsbediening door het
verlengstuk van het deksel in de richting van de pijl
naar binnen te drukken.
Plaats de batterijen erin met de polen in de juiste rich-
ting. Let op de markering in het batterijenvakje. Sluit het
batterijenvakje. De afstandsbediening is operationeel na
het indrukken van de terugzettoets (20) (zie pagina 12).
In het display verschijnt de volgende melding:
Verwijder ontladen batterijen onmiddellijk en ver-
vang deze door nieuwe van de voorgeschreven
kwaliteit, aangezien het gevaar van uitlopen be-
staat.
De gebruiksduur van de batterijen bedraagt bij
normaal bedrijf van het apparaat ca. een jaar, dat
komt overeen met één koelseizoen.
Gebruik nooit nieuwe en gebruikte batterijen tege-
lijkertijd! Bij langere buitenbedrijfstelling van het
apparaat valt het aan te bevelen om de batterijen
uit de afstandsbediening te nemen.
Algemene instructies
Het apparaat wordt geprogrammeerd, in- resp. uit-
en omgeschakeld met een infraroodafstandsbedie-
ning.
De afstandsbediening moet tegen vocht beschermd
worden.
Bij ingeschakeld apparaat wordt elke wijziging aan
de instellingen automatisch overgedragen naar het
binnentoestel. De goede ontvangst van de gegevens
wordt bevestigd met een pieptoon.
De zender van de afstandsbediening moet bij wijzi-
gingen van de instellingen in principe in de richting
van de airconditioning wijzen.
Een ongestoorde ontvangst van de gegevens is al-
leen mogelijk als er zich tussen zender en ont-
vangstgedeelte geen voorwerpen zoals deuren, vi-
trages, gordijnen enz. bevinden.
Bij het overdragen van de gegevens mag een af-
stand van 5m tussen zender en ontvangstgedeelte
niet overschreden worden.
Binnentoestel
Afstandsbediening met zender
De airconditioning kan alleen signalen verwerken die
binnen een hoek van 120° op het oppervlak van de
infrarood-sensor vallen.
Direct zonlicht op de afstandsbediening of het ont-
vangstgedeelte kan de signaaloverdracht en daar-
door het operationele gedrag van het apparaat ne-
gatief beïnvloeden.
Lege batterijen zijn herkenbaar door een foutieve
displayweergave of door de statusmelding van de
batterij in het display.
Het ontvangstgedeelte aan het binnentoestel
Het ontvangstgedeelte zit aan één kant van het uit-
blaasrooster. Het bestaat uit de infrarood-sensor, de drie
signaallampjes en de noodtoets.
Groene lamp Rode lamp
Infrarood-sensor voor signalen van de afstandsbediening
Rode lamp (storingssignaal)
Deze brandt als een beschermelement van het appa-
raat geactiveerd is. Het apparaat hervat het normale
bedrijf weer na een bepaalde tijd.
Beschermtype
Bevriesbeveiliging
Condensaatbak vol
Gele lamp
Beschermelement
Compressor en buitenventila-
tor worden uitgeschakeld.
Het apparaat blijft uitgescha-
keld zolang de condensaat-
bak vol is.
5