Installatie
Het binnentoestel wordt bevestigd met vier door de ex-
ploitant beschikbaar te stellen schroefdraadstangen. De
meegeleverde sjabloon van karton vergemakkelijkt de
positionering van de boorgaten.
Montagemateriaal
Voor de montage zijn geschikte pluggen, trapezium-
plaatophangers / profielstaal, klemmen voor koel-
middel- en condensaatbuizen (resp. legkanalen) en
aansluitstukken voor de condensaatleiding (sanitair) no-
dig om de installatie volledig uit te kunnen voeren.
Installatie van het apparaat
Het apparaat wordt geïnstalleerd aan vier schroef-
draadstangen, met de roosterafscherming naar bene-
den en rekening houdend met het plafondrooster en
eventuele inbouwelementen.
Bepaal de bevestigingspunten voor de schroefdraad-
stangen voor de ophanging van het apparaat door, al
naargelang de positie van het plafondrooster, de sja-
bloon onder het plafond te houden en de bevestigings-
punten te markeren.
Bevestig de schroefdraadstangen nu aan statisch toe-
gelaten constructiedelen boven de loze zoldering.
Als er aansluitingen voor nevenruimtes en frisse lucht
worden ingebouwd, dan moeten de bijhorende aan-
sluitstompen voor de montage van het apparaat ge-
monteerd worden.
statisch constructiedeel
Om de afvoer van het condensaatwater naar de op-
vangbak te garanderen zet u de binnentoestellen in de
schroefdraadstangen en brengt u de apparaten met de
onderste moer in een horizontale positie.
Houd een afstand van 75 mm tussen de onderkant van
de ophanging en de onderkant van de loze zoldering
aan (zie afbeelding hierboven).
Sluit zoals beschreven in wat volgt de koel-, regel- en
condensaatleidingen aan aan het binnentoestel en
controleer nog eens de horizontale uitrichting.
Draai tot slot de contramoer aan en monteer de rooste-
rafscherming.
Montage van de verbindingsleiding
1. Plaats de cassette zo, dat alle kanten vrij toeganke-
lijk zijn.
Om de beste luchtverdeling in de ruimte te garan-
deren moet het binnentoestel in het midden van de
ruimte geplaatst worden.
2. Gelieve de vereiste buisdiameters af te leiden uit de
tabel „Technische gegevens".
3. Houd bij de montage rekening met de buigradiussen
van de koelmiddelleidingen en buig nooit één punt
van de buis tweemaal.
Verbrossing en scheuren kunnen het gevolg zijn.
4. Gebruik voor de montage het volgende gereedschap:
5. Verwijder de in de fabriek aangebrachte wartelmoe-
ren van de apparaten.
6. Gebruik uitsluitend de vanuit de fabriek meege-
leverde wartelmoeren voor de verdere montage
resp. gebruik indien nodig de met de binnentoe-
stellen meegeleverde packs.
7. Vergewis u er voordat u de koelmiddelleidingen
openflenst, van dat de wartelmoer op de buis zit.
8. Bewerk de gelegde koelmiddelleidingen zoals ge-
toond in de volgende afbeelding:
75 mm
Er mag alleen gereedschap worden gebruikt dat is
toegestaan voor gebruik in koelinstallaties
9. Controleer of de flenskraag een correcte vorm bezit.
Gol-
vend
10.
Maak vervolgens met de hand de verbinding van de
koelmiddelleidingen met de schroefverbindingen en de
kleppen om de juiste bevestiging te garanderen
Koelmiddelleiding
Ontbramer
Scheur-
Scheur-
Ongelijke
vorming
vorming
dikte
Kraalbeitel
.
CORRECT
.
17