Kontroleer regelmatig of de V−snaren slijtage vertonen en of ze nog
de juiste spanning hebben.
BRANDSTOFSYSTEEM
De brandstoftank moet dagelijks of iedere 8 uur bijgevuld worden.
Om condensatie in de brandstoftank tot een minimum te beperken is
het aan te bevelen de machine na elke werkdag bij te vullen. Iedere zes
maanden moet het vocht en vuil afgetapt worden.
BRANDSTOFFILTER WATERAFSCHEIDER
Als de brandstoffilter waterafscheidereen filterelement bevat, moet
dit
periodiek
worden
SERVICE/ONDERHOUDSSCHEMA)
SLANGEN
Om ervoor te zorgen dat de motor zo efficiënt mogelijk blijft
funktioneren, dienen alle onderdelen van het koelluchtinlaatsysteem
regelmatig aan een inspektie te worden onderworpen.
Kontroleer alle luchtleidingen naar het luchtfilter en alle flexibele
slangen die worden gebruikt als lucht−, olie− of brandstofleiding. Doe
dit op de tijdstippen zoals die staan aangegeven op de SERVICE/
ONDERHOUDSKAART.
Kontroleer alle pijpleidingen regelmatig op scheurtjes, lekkages
enz. en vervang ze onmiddellijk indien ze zijn beschadigd.
ELEKTRISCH SYSTEEM
WAARSCHUWING! Maak altijd de akkukabels los voordat u
onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten.
Kontroleer veiligheidsafslag−
kontakten van de instrumentenpaneel relais op inbranding − maak
schoon waar nodig.
Kontroleer de mechanische werking van de onderdelen.
Kontroleer of de elektrische klemmen op de schakelaars en relais
goed vastzitten (losse bouten of schroeven kunnen oxydatie op kritieke
plaatsen veroorzaken).
Kontroleer de onderdelen en de bedrading op tekenen van
oververhitting. Dit kan zich ondermeer uiten in de vorm van
verkleuringen, verschroeide
afgebladderde verf en een scherpe geur.
AKKU
Houd de aansluitpunten van de akku en de bijbehorende
kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje
smeervet om korrosie tegen te gaan.
De akku moet zodanig zijn geplaatst dat deze niet kan verschuiven.
DRUKSYSTEEM
U dient elke 500 uur de buitenkant van het druksysteem van het
kompressorgedeelte tot aan de uitlaatklep(pen) aan een inspektie te
onderwerpen, inklusief
slangen,
afscheidertank. Daarbij dient u vooral te letten op zichtbare
beschadigingen, buitensporige korrosie en slijtage (al dan niet door
wrijving). Tevens dient u te kontroleren of alles goed vastzit.
Onderdelen waarvan u niet zeker bent dat ze nog goed funktioneren,
dient u te vervangen voordat de kompressor weer in bedrijf wordt
genomen.
vervangen
systeemschakelaars
en
kabels,
vervormde
onderdelen,
leidingen,
fittingen
en
BANDEN/BANDENSPANNING
Zie onder ALGEMEEN in dit handboek.
ONDERSTEL/WIELEN
Wanneer u de wielen heeft verwijderd en weer teruggezet, dient u
de torsie van de wielmoeren na ongeveer 30 kilometer te kontroleren
(zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek).
Kriks mogen alleen maar onder de as geplaatst worden.
Er dient regelmatig te worden gekontroleerd of de bouten waarmee
(zie
het onderstel aan het chassis zit bevestigd, nog goed vastzitten (op de
onderhoudskaart kunt u zien hoe vaak dit dient te gebeuren). Indien
nodig, dienen ze daarbij te worden aangedraaid (zie onder
TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek).
REMMEN
Removerbrenging controleren en bijstellen bij 500 mijl, (850Km) en
dan bij 3000 mijl (5000Km) of 3 maanden (welke van de twee het eerst
plaatsvindt) ter compensatie van eventuele rek in de afstelbare
kabels.Wielremmen controleren en bijstellen ter compensatie van
slijtage.
Afstellen van het oploop remsysteem
1: Voorbereiding
Machine opkrikken.
Handremhendel [1] loszetten.
Trekstang [2] op oploop remsysteem geheel uittrekken.
de
1 Handrem hendel
2 Trekstang en balg
3 Handrem hendel draaipunt
4 Transmissie hefboom
5 Remkabel
6 Losbreek kabel
Vereisten:
Tijdens de afstelling procedure altijd met de wielremmen beginnen.
Wiel altijd in vooruitrijrichting draaien.
de
Controleren dat een M10 beveiligingsschroef op handrem draaipunt
aangebracht is.
ONDERHOUD
7/26E, P90 CWIR, P90 CWIR−UTM, 7/31E, 7/41
43