Inhoudsopgave
Advertenties
Werken met de CLI
Opdrachtopties
Opmerking:
worden opgenomen aanhalingstekens worden geplaatst.
Opmerking:
1-array, worden de gegevens gestriped over de eerste helft van de schijven, waarna
elke schijf ten behoeve van fouttolerantie wordt gespiegeld op een schijf in de andere
helft van de schijven. Deze methode wordt RAID 1+0 genoemd.
38
: Het nummer van een afzonderlijke schijfeenheid die moet
DATA="DISKzzz"
worden opgenomen in de LUN. Schijfeenheden worden geïdentificeerd aan
de hand van het vaknummer en het nummer van de schijfpositie. DISK110
geeft bijvoorbeeld schijf 10 in vak nummer 1 aan.
DATA="DISKxxx-DISKyyy"
worden opgenomen in de LUN. Schijfeenheden worden geïdentificeerd aan
de hand van het vaknummer en het nummer van de schijfpositie.
DISK101-DISK105 geeft bijvoorbeeld schijf 1 t/m 5 in vak nummer 1 aan.
Er moeten zowel vóór als achter de schijfeenheden die in de LUN moeten
: Het RAID-fouttolerantieniveau dat moet worden gebruikt,
RAID_LEVEL=xxx
waarbij
het volgende weergeeft:
xxx
= RAID 0 (geen fouttolerantie)
0
= RAID 1 (Drive Mirroring)
1
= RAID 5 (Distributed Parity)
5
= Advanced Data Guarding (ADG)
ADG
Als er meer dan één paar schijfeenheden is opgenomen in een RAID
(optioneel): De stripegrootte (in KB) die moet worden
STRIPE_SIZE=xxx
toegewezen, waarbij xxx 8, 16, 32, 64, 128 of 256 kilobytes weergeeft.
gebruikt stripegroottes 8, 16, 32, 64, 128 en 256
RAID 0
(standaardinstelling: 128 KB)
gebruikt stripegroottes 8, 16, 32, 64, 128 en 256
RAID 1
(standaardinstelling: 128 KB)
gebruikt stripegroottes 8, 16, 32 en 64
RAID 5
(standaardinstelling: 16 KB)
gebruikt stripegroottes 8, 16, 32 en 64
RAID ADG
(standaardinstelling: 16 KB)
Modular Smart Array 1000/1500 cs Command Line Interface Gebruikershandleiding
: Een bereik aan schijfeenheden die moeten
Advertenties
Inhoudsopgave
