RUITENWISSER / -SPROEIER VOOR
Ruitensproeiers,
koplampsproeiers
Contact aan: trek de schakelaar 1
naar u toe.
• Als de verlichting uit is
wordt de sproeier van de voorruit
ingeschakeld.
• Koplampen branden
worden tegelijkertijd ook de kop-
lampsproeiers ingeschakeld.
1.78
1
Controleer als het vriest, voordat u
wegrijdt, of de ruitenwissers voor
en achter niet aan het glas zijn vast-
gevroren. De wissermotor kan hier-
door te warm worden.
Controleer regelmatig de staat van
de ruitenwisserbladen. Zodra hun
werking afneemt moet u ze vervan-
gen, ongeveer eens per jaar.
Als u het contact afzet voordat u de
ruitenwisser hebt uitgeschakeld
(stand A), blijven de wisserarmen
onmiddellijk stilstaan.
(vervolg)