4.
Leg het slanguiteinde van de carteroliepomp in een geschikte opvangbak en pomp met behulp van de hendel totdat
het carter leeg is.
5.
Verwijder de pomp.
6.
Installeer de peilstok.
Filter vervangen
1.
Verwijder het oliefilter en gooi het weg.
2.
Breng motorolie aan op de afdichtring van het nieuwe filter en installeer het.
3.
Draai het oliefilter stevig aan (volg de instructies van de filterfabrikant). Draai niet te vast aan.
4.
Verwijder de olievuldop.
BELANGRIJK: Gebruik altijd de peilstok om precies te bepalen hoeveel olie er nodig is.
5.
Vul de voorgeschreven motorolie bij om het peil tot het bedrijfsbereik op de peilstok te brengen.
Motormodel
4.3 MPI en SeaCore
5.0 MPI en SeaCore
6.
Controleer het oliepeil terwijl de boot stil in het water ligt en vul de vereiste vloeistof bij om het oliepeil tot, maar niet
hoger dan het bereik voor 'FULL' of 'OK' te brengen.
NB: Op de 4.3 motor verhoogt bijvullen met 0,6 L (0.63 qt.) motorolie het peil vanaf het merkteken ADD tot aan de
bovenkant van het OK-bereik. Op de 5.0 motor verhoogt bijvullen met 0,95 L (1 qt.) motorolie het peil vanaf het
merkteken ADD tot aan de bovenkant van het OK-bereik.
7.
Start de motor, laat hem drie minuten draaien en controleer dan op lekkage. Zet de motor af.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
Controleren
1.
Zet de motor af en centreer de hekaandrijvingeenheid.
2.
Verwijder de vuldop/peilstok en controleer het peil.
a.
Als de motor op normale bedrijfstemperatuur is, hoort het vloeistofpeil binnen het bereik 'warm' te staan.
90-8M0116028
DECEMBER 2015
nld
Oliefilter 4.3 ECT
Oliefilter 5.0 ECT
Motorolie-inhoud
3,3 L (3,5 US qt)
Mercury/Quicksilver 25W‑40 Synthetic Blend Engine Oil (synthetische motorolie), NMMA FC‑W
4,25 L (4,5 US qt)
Hoofdstuk 4 - Onderhoud
45311
33201
Type vloeistof
Bladzijde 49