Advertenties
3.
Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tussen FULL (vol) of OK en ADD (bijvullen) staan.
Steek de peilstok in de peilstokbuis. Als het oliepeil laag is, raadpleeg dan Vullen.
4.
Op 4.3-modellen mag het oliepeil niet hoger staan dan het merkteken voor maximaal oliepeil, en niet lager dan het
merkteken voor minimaal oliepeil.
Oliepeil—te vol
BELANGRIJK: Vul niet te veel olie bij in de motor. Als het carter wordt overvuld, kan dat leiden tot schommelingen of een
daling van de oliedruk en ratelen van de kleptuimelaar; ook het motorvermogen kan dan afnemen.
In een overvuld carter (oliepeil te hoog) kan de oliedruk variëren of dalen en gaat de kleptuimelaar mogelijk ratelen. Door
het teveel aan olie zal de motorkrukas de olie doen opspatten en doorroeren, waardoor er schuim ontstaat (lucht in de olie
komt). Door de lucht in de olie zullen de hydraulische klepstoters omlaag komen. Dat resulteert in ratelen van de
kleptuimelaar en een verlaging van het motorvermogen.
Het motoroliepeil moet zorgvuldig worden gecontroleerd. Het oliepeil moet tussen het merkteken voor maximum (vol) en
het merkteken voor minimum (toevoegen) op de peilstok staan. Volg de onderstaande procedures om fouten bij het meten
van het peil te voorkomen.
Vullen
BELANGRIJK: Vul niet te veel olie bij in de motor.
BELANGRIJK: Gebruik altijd de peilstok om de exacte hoeveelheid vereiste olie of vloeistof te bepalen.
90-8M0116028
DECEMBER 2015
nld
33200
5.0 ECT
a
b
c
53993
Hoofdstuk 4 - Onderhoud
4.3 ECT
a -
greep van motoroliepeilstok
b -
merkteken maximaal oliepeil
c -
merkteken minimaal oliepeil
Bladzijde 47
Advertenties
Hoofdstukken
