Onderhoud
Kalibratie versnellingseenheid (met behulp van set 25N880)
1. Schakel de voeding op OFF (uit). Duw de
parkeer-/noodrem in.
2. Breng de trekhaakkoppeling langzaam omhoog
totdat de LineDriver op de achterbumper rust.
3. Verwijder de versnellingseenheid uit LineDriver.
4. Verbind de kalibratiekabel zoals is afgebeeld.
Gebruik een digitale multimeter om gelijkspanning
te meten.
5. Monteer de versnellingseenheid op de kalibratie-
plaat, en de plaat op het pedaal. Dit maakt het
gemakkelijker om de bevestigingsmiddelen vast
te zetten.
6. Zorg ervoor dat er geen gewicht op de bestuur-
dersstoel rust, zodat het vergrendelingsschakelaar
van de zitting wielbeweging voorkomt. Zet de
voedingsschakelaar naar ON (aan).
7. Draai de afstelborgschroef los en stel de spanning
voor neutrale stand in op 2,45 ± 0,05 volt. Gebruik
de kalibratieplaat om de versnellingseenheid in
deze positie te houden. Draai de afstelborgschroef
vast tot 90-100 in-lbs.
16
8. Draai de arm van de versnellingseenheid heen en
weer en zet deze vervolgens terug in de neutrale
stand. Stel zo nodig de spanning opnieuw af.
Schakel de voeding op OFF (uit).
9. Installeer de versnellingseenheid op de LineDriver.
Stel het einde van de trekstang zo in, dat er geen
druk nodig is om de onderdelen uit te lijnen bij het
koppelen van de verbinding. Zo niet, zal de
LineDriver gaan kruipen.
10. De LineDriver kan voorwaarts of achterwaarts
kruipen wanneer ingeschakeld. Krik de machine als
voorzorgsmaatregel op en plaats de machine op
steunpoten ter ondersteuning (twee onder het frame
aan de achterkant en een onder de
trekhaakkoppeling).
11. Koppel de LineDriver met een lijnmarkerings- of
freesapparaat, ga op de stoel zitten en schakel de
machine in. Als de wielen niet draaien (zonder druk
op de rijpedalen), is de kalibratie voltooid. Als ze
zich toch omdraaien, volg dan Afstelling
rijpedaalverbinding, pagina 14.
Kalibratie-
kabel
Aanpassings-
sluiting
3A6628D